RAH
Schepenbank Lummen nr. 77
1603
- 1609
Gichten
Loons recht buiten vrijheid
1603, 10 maart.
Folio 2r
Cornelis Vleminx
met zijn huisvrouw Elisabeth Claes en Peeter Keenens dragen tot behoef van Lenaert
van Swartenbroeck de helft op van een bosje in Schuelen gelegen, genaamd het
"Ermbosken", palend Dierick Palmarts in 2 zijden, de schans 3) en het
Kercken of Onser Liever Vrouwen Bosken tot Lumpmen 4). Voor 40 rinsgulden
Brabants eens. Enkel belast met chijns. Godtspenninck 1 blanc, lycop nae
landtcoop. Lenaerdt Van Swartenbroeck kwam ter gichte.
1603, 10 maart.
Folio 2v
Aerdt Driesch
der alde als geconstitueerde van Aerdt Driesch den Jonge, zijn zoon, als rector
van Onser Liever Vrouwen Outaer in Lumpmen draagt op tot behoef van Lenaert Van
Swartenbroeck een boske in Schuelen gelegen, palend Lenaert voorschreven 1),
Dierick Palmaerts aan 2 zijden en de Sint Joris Schans 4). Voor 10 stuivers
Brabants jaarlijks en erfelijk vallend op St.-Andriesdag vanaf 1603. Deze
verkoop is gebeurd met voorweten van de pastoor van Lummen. Lenaert kwam ter
gichte.
1603, 10 maart.
Folio 2v
Lenaert Van
Swartenbroeck heeft het voorgaande bosje opgedragen tot behoef van de rector
voorschreven als pand voor de voorschreven 10 stuivers jaarlijks en erfelijk.
Aerdt Driessch kwam in zijn kwaliteit voorschreven ter gichte.
1603, 20 maart.
Folio 6v
Aerdt Soers
releveert na de dood van zijn ouders een stuk broek beneden de Zeelbempen dat
vroeger toebehoord heeft aan Cristiaen Multers. Het is gelegen bij de
"popeleren het Roestbroeck genaempt". Aerdt kwam met recht ter
gichte.
1603, 05 april.
Folio 7v
Aerdt Convents
draagt op tot behoef van Bernaert Seijsens een heuffken met een schuur gelegen
in Coorsel, genaamd "den Aerts Man", grenzend tsheeren straet 1),
Sebastiaen Van Hout aan de andere 2 zijden. Voor 100 gulden Brabants eens boven
alle lasten. De koopsom werd voldaan, godts penninck een halve ernestus.
Bernaert kwam ter gichte op 27 november van dit jaar.
1603, 10 april. Folio
8v
Jan Wellens
heeft een extract neergelegd uit het schepenregister van Exel en hij verzoekt
gicht en guedinge van hetgeen hier sorteert: een beemd van anderhalve zille in
Oversel gelegen, palend Joris Beerten 1), Joannes Slangen 2), Jan Dormaels 3) en
Hennen Cuppens kinderen 4). Het is verkocht samen met andere goederen gelegen
in Hechtel. Het stuk dat hier sorteert wordt geschat op 60 rinsgulden Brabants.
Jan is ter gichte gekomen.
Akte. Jan
Boelaerts van Beringen verklaart op 3 maart 1593 voor scholtet en schepenen van
Exel dat hij voldaan werd door zijn zwager Jan Wellens van zijn kindsgedeelte
gelegen onder Hechtel en Lumpmen. Hij heeft het geld al een tweetal jaren
geleden ontvangen. Dit document werd ondertekend door Michiel Vaes, secretaris.
1603, 24 april.
Folio 11v
Jan
Baerdemakers, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Joachim Vanden
Hove, draagt op tot behoef van Jan Knapen van Coorsel 3 rinsgulden Brabants
jaarlijks zoals Joachim ze jaarlijks trekt op "de Perrebeempden"
van Jan voorschreven. De hoetpenningen en alle verlopen werden betaald. Jan
Knapen kwam ter gichte.
Constitutie van
26 februari 1603 voor notaris Dierick Fierens van Diest. Joachim Vanden Hove,
borger van de stad Diest, machtigt en constitueert mits deze Jan Baerdemakers,
wonend in Lummen, om in zijn naam voor competente heer en hof te verschijnen om
tot behoef van Jan Knapen alias Van Ophem een rente van 3 rinsgulden jaarlijks
te transporteren, met de verlopen ervan. Joachim trekt deze rente op het
derdedeel van een beempt genaamd "den Peerenbeempt" gelegen
onder Coorsel. Hij staat zijn recht erop ten eeuwigen dage af.
Bovendien geeft
Vanden Hove macht aan Jan Knapen alias Van Ophem om in zijn naam te compareren
voor de wethouders van Lummen buiten ten Loons recht om daar in zijn naam tot
behoef van Jan Baerdemakers al zijn rechten over te dragen van een rente van 48
stuivers erfelijk die bepand staan op een stuk land genaamd "tLompen
goet". Hij doet er ten eeuwigen dage afstand van. Opgemaakt in Diest in
het huis van de constituant in aanwezigheid van getuigen Daneel Jannes en Jan
Bessens "wonende tot Loeij" (Tessenderlo).
1603, 24 april. Folio 12v
Jan Knapen, uit kracht van de
voorgeschreven procuratie, draagt op tot behoef van Jan Baerdemakers 48 stuivers
erfelijk zoals Joachim Vanden Hove jaarlijks trekt opt Lompen Goet onder
Schuelen gelegen. Voor 32 gulden Brabants eens. Jan Baerdemakers kwam ter
gichte.
1603, 05 juni.
Folio 15v
Jacob Damen
alias Inden Goer draagt op tot behoef van Philips Vander Leucken zijn
vruchtgebruik en rechten op huis en hof gelegen in Rue onder Schuelen, palend
de zusters van Hasselt 1), de straat 2) en de beek 3). Nog een stuk land bij Soulre (Zool) gelegen, palend
Simon Mantels 1), de straat aan de andere zijden. Nog een stuk land in Schuelen
gelegen, Joris Gatis 1), de zusters van Hasselt 2), de straat 3). Nog een stuk
broek opt Ruer Broeck gelegen, de zusters van Hasselt en het Ruer Broeck
grenzen. Verder een "heijken" grenzend aan de Boomaerts Straet 1),
die Wolffs Kelen 2). Voor 8 gulden en 8 vaten koren jaarlijks boven de
uitgaande lasten zolang Jacob zal leven ("Jacobs voirscreven duerdach
lanck"). Deze som zal met Jacob sterven. De eerste valdag zal op Sint
Gielis eerstkomend zijn. Lijcop 30 stuivers, godtspenninck een halve ernestus.
Jacob kwam ter gichte.
1603, 05 juni.
Folio 16r
Oriaen Lemmens
als armenmeester in Coorsel draagt op tot behoef van Bernaert Ceijsens 5
rinsgulden jaarlijks, de helft van 10 rinsgulden jaarlijks die de armen van
Koersel op Bernaerts panden trekken. Oriaen heeft in naam van de armen voor
deze vijf gulden de som van 100 gulden Brabants eens ontvangen. Bernaert kwam
in de kwijting ter gichte. Het kapitaal werd hieronder opnieuw belegd.
1603, 05 juni.
Folio 16r
Jaspaer
Valentijns draagt op tot behoef van de Armen van Coorsel 6 rinsgulden Brabants
jaarlijks staande op de panden van de erfgenamen van Dionijs Stevens, namelijk
op al hun Loonse goederen. Voor 100 gulden Brabants eens. Deze 100 gulden had
armenmeester Oriaen Lemmens ontvangen van Bernaert Ceijsens met bovenstaande
gichte. Oriaen kwam in naam van de armen ter gichte.
1603, 05 juni.
Folio 18r
Peeter Leijsen
handelt uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Henrick Van Nerum en
zijn huisvrouw Catharina Heyns. Hij draagt op tot behoef van Jan Tielens huis
en hof gelegen in Coorsel, genaamd "den Roscamp", met zijn
toebehoren. Het was aan Van Nerum aangekomen na de dood van Anna Dillen, die de
echtgenote geweest was van Bertholomees Tielens.
Het goed is
zowel Loons als Brabants en werd verkocht voor 150 rinsgulden Brabants eens. Voor
het Loons gedeelte werd het op 75 gulden geschat. De procuratie was gepasseerd
voor Henrick Gielkens als notaris en met getuigen mr. Govaert Smeets en Peeter
Bollen op 7 mei 1603. Bartholomeus Tielens kwam in de naam van zijn zoon Jan
Tielens op 21 april 1605 met recht ter gichte. (dit is waarschijnlijk de
datum van de registratie in het Brabants.)
1603, 19 juli.
Folio 19r
Mr. Jan Vanden
Roeij, voor zichzelf en voor zijn zusters en broers, releveert het versterf dat
hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof en bos samen gelegen
samen bij de andere in Schuelen op den Pleijn gelegen. Nog een stuk broek in de
Zeelbeempden gelegen; een brug over de Herck; 2 gulden jaarlijks op Vincent
Pontmans; 6 stuivers jaarlijks aan de zoon van Hans Coppen. Lenaert Vander
Eijcken kwam in de naam van mr. Jan cum suis ter gichte. Het voorschreven huis
en hof sorteert ook gedeeltelijk in "den hoff van Schulen".
1603, 10 juli.
Folio 20r
Heer Henrick Van
Winge, met zijn door het recht toegewezen momber Aerdt Swijsen, releveren het
versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: de helft van een
stuk broek gelegen in Schuelen, genaamd "den Popelier", grenzend de
Herck 1), "den Valck" 2), Michiel Palmaerts 3) en Sint Joris 4). Heer
Henrick kwam met zijn momber ter gichte.
1603, 10 juli.
Folio 20r
Heer Henrick Van
Winge met zijn voorschreven momber heeft het voorschreven stuk broek opgedragen
tot behoef van Jan Hueveners voor 85 rinsgulden Brabants eens. Dit goed is
enkel belast met cijns. Hij heeft zich ook voor de Hasseltse schepenen garant
gesteld voor een goede verkoop. Deze borgtocht volgt hieronder. Goidtspenninck
1,5 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jan Hueveners kwam ter gichte.
Op 9 juli 1603
verscheen priester Heer Henrick Van Winge, borger van Hasselt, voor de
Hasseltse schepenen. Hij draagt als borg zijn huis met aanhang op gelegen op
het kerkhof, grenzend Cornelis Wagemans en Henrick Vanden Kerckhoff, tot behoef
van Jan Hueveners. Hueveners kan er eventueel zijn verhaal op hebben voor 85
gulden Brabants die Van Winge ontvangen heeft van de verkoop van een perceel
broek gelegen in het Schuelens broek indien er achteraf problemen zouden komen.
Getekend: Gielkens.
1603, 04
september. Folio 22v
Vincent Pontmans
draagt op tot behoef van Catlijn Geerts, dochter van Willem Geerts, zijn plaats
op de schans van Schuelen gelegen, palend Jan Vander Eijcken 1), Aerdt Gielis
2), Lenaert Van Swartenbroeck 3). Ze belooft dat ze daar een huis zal op
timmeren dat ze van Willem, haar vader, gekocht heeft. Ze draagt het op tot
pand voro 20 stuivers jaarlijks, vallend op Sint Gielis Dach, en afbetaalbaar
met 15 gulden Brabants eens zoals bij de afkwijting zal gangbaar zijn. Willem
Geerts kwam in de naam van zijn dochter ter gichte.
1603, 04
september. Folio 22v
Maria Van Heijst
releveert het versterf dat haar na de dood van Lenaert Van Heijst is
aangekomen: een stuk land in de Savelstraet gelegen, grenzend Haub Hauben 1),
Peeter Leijsen 2), Valentijn Claes 3) en de straat; nog een dachmael broek aan
de Berbel Heij, grenzend de H. Geest van Coirsel en Jan Reijnders. Maria is ter
gichte "comen".
1603, 02
oktober. Folio 23v
Lambrecht
Swinnen als momber van zijn huisvrouw Maria Stappaerts, en met haar instemming,
draagt op tot behoef van Jaspaer Van Schoenbeeck een stuk broek genaamd
"het Sluijsken", gelegen in Schuelen, palend mr. Jan Alen 1), de
Laeck 2), de pastorij van Herck 3) en Jan Hueveners 4). Voor 142 rinsgulden
Brabants, alles volgens de onderstaande condities. Jaspaer Van Schoenbeeck kwam
op 2 oktober ter gichte met recht.
Conditie. Aan de
meestbiedende zal een stuk broek genaamd "het Sluijsken" verkocht
worden dat toebehoort aan de kinderen van Margriet Berinx zaliger, volgens de 3
publicaties die daarop gedaan zijn in de kerk van Schuelen "van XIIII
dagen tot XIIII dagen" onder de hoogmis. De koper zal alle onkosten
betreffende de verkoop moeten betalen: schrijfgeld, roepgeld, branden van de
kaars, gicht en guedinge, lijcop, godts penninck 11 orden, zonder te korten aan
de koopsom. Indien er iemand de koop zou toegewezen krijgen, die de koopsom
niet kan voldoen, dan zal het goed opnieuw verkocht worden op dezelfde manier.
Indien de opbrengst dan kleiner is, zal het verschil op de gebrekkige koper
verhaald worden en bovendien krijgt hij een boete opgelegd van 2 roosenobels
die verdeeld zal worden tussen de kerk van Schuelen, de verkoper en de heer.
Degene die de
palmslag krijgt, zal zoveel hogen mogen zetten als hem belieft voordat een
ander mag hogen. Elke hoge bedraagt 2,5 gulden: 1 gulden tot profijt van de
hoger indien hij wordt afgehoogd en 30 stuivers voor de verkopers. De hogen zal
men halen bij de definitieve koper en niet bij de verkoper. Op de dag van
gichten moet de koopsom voldaan worden met contant geld, in munten die gangbaar
zijn in het land van Luijck. Anders is de straf zoals hiervoor beschreven is
"pene als voir". (Nog meerdere regels).
De palmslag werd
gegeven aan Jaspaer Van Schoenbeeck voor 100 rinsgulden Brabants en 4
"hoichsels". Henrick Canners zet nog een, Henrick nog 1, Jaspar nog
2, Melchior nog 1, Henrick nog 1, Jan Inde Bossch nog 1, Melchior 2, Jaspar nog
1 en daarmee bleef de koop aan Jaspaer bij de uitgang van de kaars.
1603, 02
oktober. Folio 26v
Jan Roosen
releveert het versterf dat hem is aangekomen en dat hem via testament gelaten
was door zijn oom Aerdt Jans: een stuk broek in Oversel gelegen, palend Henric
Keeskens 1), Willem Vreijssen 2), Jan Tijs 3) en 4). Hij kwam ter gichte.
1603, 18
oktober. Folio 27r
Jan Vossch als
momber van zijn huisvrouw Elisabeth Verhaech heeft het versterf ontvangen dat
hem is aangekomen na de dood van Jan Verhaech: een stuk land van 4 vat groot
genaamd "het Libens Velt", een half boender broek eveneens in
Schuelen gelegen in de buurt van het veld voorschreven. Jan Vossch kwam ter
gichte.
1603, 18
oktober. Folio 27r
Henrick
Schoenaerts en zijn huisvrouw Maria Schepers dragen op tot behoef van Jacob
Smeets een zille broek in Schuelen genaamd "het Eechtken", grenzend
die Crieckels Laeck 1), Valentijn Schepers 2), Joris Vanden Poel 3). In ruil
voor een schilts gulden jaarlijks die Jacob trok op panden van Marten Vande Put
in Stocroeij, genaamd "het Heelmans Velt". Godtspenninck 1 blanc.
Jacob kwam ter gichte.
1603, 30
oktober. Folio 29r
Vincent
Spralans, als geconstitueerde van Anna Peijs, draagt op tot behoef van
Balthasaer Smeets een hei onder Schuelen gelegen, regenoten Lenaert Vander
Eycken, tsheerenstraet en de erfgenamen Agnees Bulens, voor 25 rinsgulden
Brabants eens. Voor deze 25 rinsgulden zal Balthasar jaarlijks aan het goed,
met nog te stellen onderpand, een rente (geen bedrag genoemd, maar zie
hieronder) blijven gelden. Godtspenninck, lijcop nae lantcoop. Balthasaer
is ter gichte gekomen. Henric Peijs heeft voor hemzelf en voor zijn zusters
deze gichte geapprobeerd en geratificeerd.
Constitutie. 20
februari 1603 verscheen voor het gerecht van de stad Hasselt Anna, de weduwe
van medeschepen Mathees Peijs zaliger, die constitueerde en machtig maakte
Vincent Spralants om van harentwege voor de justitie van Lummen of elders een
heide onder Schuelen gelegen te transporteren en hierin Batlthasaer Smeets te
laten gichten. Er bestaat een contract erover dat werd opgemaakt op 28 oktober
1597 tussen Balthasaer en Matheus Peijs zaliger. Ondertekend door secretaris
Gielkens.
1603, 30
oktober. Folio 30r
Vervolgens heeft
Balthasaer Smeets het voorschreven stuk heide weer opgedragen tot behoef van
Anna Peijs tot pand voor 30 stuivers jaarlijks. Als onderpand zet hij een goed
genaamd "het Poppen Goet", palend "die Keescamer", Jan
Mercdens, Jan Van Buijlen en Peeter Stessens. Verder zijn de goederen enkel nog
met cijns belast. Deze 30 stuivers kunnen afgelegd worden met 25 gulden eens
"lopende paijen". Vincent Spralants kwam in de naam van Anna Peijs
ter gichte. Baltis heeft het pontgelt betaald.
Op 1 maart 1618
heeft heer Robeert Peijs gereleveerd na de dood van zijn ouders en daarna de
panden van Balthasar Smeets gekweten van deze 30 stuivers jaarlijks. Kapitaal
en verlopen werden voldaan.
1603, 30
oktober. Folio 30v
Voorwaarden
waarop de kinderen van Henrick Paesmans, namelijk Elisabeth en Catharina
Paesmans, goederen zullen verkopen gelegen in Schuelen, zowel huis, hof, land
als broek. Ze zullen verkocht worden met 3 "kerckengebotten" van 15
dagen tot 15 dagen binnen de kerk van Schuelen en Lummen en met uitgaan van de
brandende kaars. Degene die het hoogste bod doet, zal de palmslag krijgen en
daarop mag hij zoveel hogen zetten als hem belieft voor een ander mag hogen. De
goederen zullen op hypotheek verkocht worden aan 5% en de kopers moeten
bovendien onderpand stellen. Voor afbetaling kan eventueel gebruik worden
gemaakt van de overdracht van andere renten. Het hogen kan slechts met minimuum
5 stuivers jaarlijks en de hogers zullen van 1 gulden jaarlijks 1 gulden eens
kunnen krijgen van de koper. Van de hogen van de koper zelf, moet hij aan
niemand 1 gulden betalen. Alle lasten die op de goederen staan, zullen volgens
kapitaal korten en onkwijtbare lasten zullen korten aan 5%. De koper dient alle
verkoopsonkosten te betalen: tsheeren wijn, schrijven en registreren van de
condities, lijcop nae landtcoop enz.
Op de goederen
zijn 40 eiken verkocht: 2 op de Mier, 2 in het Mortelken, 1 in de Gruijter, 2
in het Helleken en de rest in de driesen. Deze moeten ze de kopers vredelijk
laten volgen, die ze moeten afdoen tussen nu en half maart eerstkomend.
De kinderen
hebben zich vermomberd met Lenaert Vander Eijcken en Balthasaer Vander Locht,
die hen met recht zijn geleverd. De mombers verklaren dat de goederen meer
opbrengen als ze verkocht worden dan dat de kinderen ze in eigendom houden. Van
huis en hof werd de palmslag gegeven aan Cornelis Lueckens voor 23 gulden
jaarlijks. Het grenst de straat 1), de stege 2), "den Swanen Hoff" 3)
en "den Kenhoff"(?) 4). Lueckens hoogde 2 rinsgulden jaarlijks.
Gielis Coecx hoogde nog 10 stuivers jaarlijks en gaf als godts penninck 1
ernestus. Coecx werd defintieve koper bij de uitgang van de kaars voor 25 1/2
rinsgulden jaarlijks, maar hij liet het over aan Cornelis Lueckens zoals blijkt
uit de gichte hierna.
Frans Stappers
heeft de palmslag gekregen van een stuk land genaamd "die Mier" met
"den Mortelmans Bossch". "Die Mier" sorteert in den Hoff
van Gulick onder Herck. De Mortelmans Bossch grenst Aerdt Inde Greve 1), Willem
Joes 2) en "die Wije" 3). Deze 2 stukken samen kregen een bod van 17
rinsgulden jaarlijks. De koper hoogde 4 gulden jaarlijks, dus in totaal 21
gulden jaarlijks. Voor deze som ging de kaars op de koper uit op 21 oktober
1603. Godtspenninck 1 reael.
Aerdt Swijsen
kreeg de palmslag van een stuk broek genaamd "het Gielis Broeck",
palende de Laeck 1), Sint Barbaraaltaar van Lummen 2), de erfgenamen Aerdt
Clocluijers 3) en Catlijn De Wever van Hasselt 4). Voor 10 rinsgulden jaarlijks
toegewezen. Swijsen hoogde met 5 gulden jaarlijks, in totaal 15 gulden,
waarvoor hem dit goed bleef met de uitgang van de kaars op 23 oktober 1603.
Godtspenninck 11 stuivers 1 ort.
Aan Aerdt
Frericx werd de palmslag gegeven voor een beemd genaamd "het Huijnen
Beempdeken", grenzend de Laeck 1), die Voert 2), Jacob Schats 3). Voor 2
gulden 10 stuivers. Niclaes Swinnen hoogde nog tot 25 stuivers, in totaal dus 3
gulden 15 stuivers. Hiervoor viel dit goed aan Swinnen bij de uitgang van de
kaars. Godtspenninck 1 ernestus.
Reijnder Pouls
werd de palmslag toegekend van een stuk land genaamd "het Manen
Landt", grenzend de straat in 2 zijden, Willem Oeijen 3) en van een bos
genaamd "den Gruijter", Maria Meukens 1), de wijer van Ambrosius
Vandereijcken erfgenamen 2), Willem Vanden Roeij 3).
Voor 7
rinsgulden jaarlijks werd de palmslag gegeven aan Lenaert Van Swartebroeck voor
een bos genaamd "het Helle Bosken", palend Niclaes Swinnen 1),
Huijbrecht Seijsens 2), de Wijen 3), jonckheer Laurens van Aernhem erfgenamen
4). Lenaert hoogde 25 stuivers jaarlijks. Het bleef voor hem bij de uitgang van
de kaars voor in totaal 8 rinsgulden 5 stuivers jaarlijks. Godtspenninck 1/2
ernestus.
Aan Aerdt
Frericx werd nog de palmslag gegeven van de dries met den Belick en Schepers
Velt, aan elkaar gelegen, palend die Caris Driesschen 1), jonkheer Caerl van
Rijckel 2), die Caris Heij en de H. Geest van Herck 4), voor 18 rinsgulden
jaarlijks, godtspenninck 1 ernestus. Dierick Palmaerts hoogde nog tot 8
rinsgulden jaarlijks, in totaal dus 26 rinsgulden jaarlijks, en het goed is hem
bij de uitgang van de kaars verbleven.
Er werd nog een
hof verkocht genaamd "den Swanen Hoff", een leengoed, dat gekocht
werd door Gielis Coecx, zoals in het leenregister beschreven staat in 1603 op
22 oktober. Verkocht voor 14 rinsgulden 17 stuivers jaarlijks en hij heeft toen
ook een pand gesteld in het laethof van de pastoor van Lummen, zoals blijkt uit
dat register op dezelfde datum.
Constitutie
gegeven door Elisabeth en Catharina Paesmans aan hun mombers om de goederen
hiervoor te vergichten omdat ze zelf niet aanwezig konden zijn. 24.10.1603 Voor
het recht van de stad Hasselt verschenen de begijn Elisabeth Paesmans, met
instemming van heer Gielis Van Engelbeeck pastoor van het begijnhof, haar
zuster Catharina Paesmans met hun moeije (tante) Anna Paesmans. Ze maakten
Balthasarum Vanderlocht, scholtes van Spalbeeck, en Lenaerd Van Swartebroeck
van Schuelen machtig om voor de justitie van Lumpmen of elders te verschijnen
om in hun naam wettelijk goederen te transporteren tot behoef van hun kopers.
Deze goederen werden op 22 oktober laatstleden met proclamaties in Lummen
verkocht.
Ondertekend:
Gielkens, secretaris.
1603, 25
oktober. Folio 34r
Balthasar
Vanderlocht, uit kracht van de bovenstaande procuratie, draagt op tot behoef van
Lenaert Van Swartenbroeck een stuk land genaamd "het Manen Landt",
een bos genaamd "den Gruijter", een bos genaamd "het Helle
Bosken". De beschrijving staat hiervoor. Van Swartenbroeck kocht met de
brandende kaars voor 8 rinsgulden en 5 stuivers jaarlijks en alle lasten
behalve de cijns zullen korten. Godtspenninck XI oorden en Lenaert kwam ter
gichte.
Vervolgens
draagt Lenaert Van Swartebroeck tot behoef van Elisabeth en Catharina Paesmans
de voorschreven goederen op als pand voor 8 rinsgulden en 5 stuivers jaarlijks.
Daarbij zet hij nog een beemd als onderpand die bij Joris Swijns gelegen is. De
beemd grenst Peeter Stessens 1), Jan Vande Laer 2) en de Voert 3). Balthasar
Vander Locht kwam in de naam van Catharina en Elisabeth Paesmans ter gichte in
de rente, die als valdag allerheiligen heeft.
1603, 25
oktober. Folio 34v
Lenaerdt Van
Swartenbroeck draagt uit kracht van voorgaande procuratie aan hem gegeven door
Elisabeth en Catharina Paesmans tot behoef van Cornelis Lueckens, en met
instemming van Gielis Coecx op wie de kaars was uitgegaan, huis en hof op
gelegen in Schuelen aan het kerkhof, palend de straat aan 2 zijden, de
schutterskamer 3) en het kerkhof 4), met de hof die erachter gelegen is. Voor
25 rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks, te leggen tegen den penninck twintich.
Het goed is belast met 7 1/2 stuivers brantschettingen, 7 1/2 stuivers aan de
kerk van Schuelen. Deze 15 stuivers zullen aan het kapitaal korten. Lijcop nae
landtcoop, godts penninck 1 ernestus. Cornelis Leuckens kwam ter gichte.
Vervolgens
draagt Cornelis Leuckens de bovenstaande goederen op tot behoef van de
gezusters Paesmans als pand voor de 25 rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks. Als
bijpand draagt Cornelis nog huis en hof op gelegen in Worpt, hovende in de hof
van Wauwenrode, die hij er met zijn huisvrouw zal laten affecteren. De rente
kan tegen den penninck twintich worden afgelegd. Lenaerdt Van Swartenbroeck
werd in de naam van Elisabeth en Catharina Paesmans in de rente van 25 1/2
gulden, met valdag op allerheiligen, gegicht met recht.
Anno 1616 op 5
januari heeft Catharina Paesmans met haar momber mr. Marten Userlinck aan
Lenaert Van Swartenbroeck de rente van 6 rinsgulden jaarlijks, uit de 25 1/2
rinsgulden jaarlijks, gekweten. (Is Vanswartenbroeck hier een verschrijving voor
Lueckens of kocht Vanswartenbroeck deze goederen nadien van Leuckens?)
1603, 25
oktober. Folio 35v
Lenaerdt Van
Swartenbroeck en Balthasaer Vander Locht, volgens de bovenstaande volmacht,
dragen tot behoef van Niclaes Swinnen een stuk broek op genaamd "het
Huijnen Beempdeken", palend de Laeck 1), Jacob Schats 2), de straat of
"voert" aan de derde zijde. Voor 3 rinsgulden 10 stuivers jaarlijks,
waaraan alle lasten behalve de cijns zullen in mindering gebracht worden.
Afbetaalbaar tegen 5%. Godtspenninck 1 ernestus, lijcop nae landtcoop. Niclaes
kwam ter gichte met recht.
1603, 25
oktober. Folio 35v
Niclaes Swinnen
draagt op tot behoef van Elisabeth en Catharina Paesmans het voorschreven
Huijven Beempdeken (Huijven of Huijnen?) als pand voor de voorschreven 3
gulden 10 stuivers jaarlijkse rente met valdag op allerheiligen. Afbetaalbaar
tegen den penninck 20 (5%). Als onderpand draagt Niclaes een stuk land op
gelegen achter de kerk van Schuelen, palend Peeter Stessens 1), Bernaert
Meijnen 2), Jan Verneijen 3) en de Meerstege 4). Lenaert Van Swartenbroeck kwam
in de naam van de kinderen met recht ter gichte.
1603, 25
oktober. Folio 36r
Lenaerdt Van
Swartenbroeck en Balthasar Vander Locht, volgens de bovenstaande volmacht,
hebben tot behoef van Mathees Stapparts, en dat met instemming van Dierick
Palmaerts op wie de kaars was uitgegaan, opgedragen een land gelegen op den
Belick, groot omtrent 5 vat saijens, palend Niclaes de Voecht 1), die Caris
Driessen 2), Mathees Hueveners 3). Ze verkopen nog een dries aan hetzelfde land
gelegen, palend dit land 1), die Caris Driessen 2), Jan Corthouts 3) en Mathees
voorschreven 4). Nog verkocht werd het Schepers Velt, palend de H. Geest van
Herck 1), Mathees Huveners 2). Samen voor 26 gulden Brabants jaarlijks vallend
op allerheiligen. Afbetaalbaar aan den penninck twintich, volgens de
voorgeregistreerde condities. De uitgaande lasten worden in mindering gebracht,
met uitzondering van de cijns. Deze lasten zijn: 8 stuivers jaarlijks aan de H.
Geest van Herck, 28 stuivers 8 groten aan de anniversarien van Herck.
Godtspenninck 1 ernestus, lycop nae lantcoop. Mathees kwam met recht ter
gichte.
1603, 25
oktober. Folio 36v
Mathees
Stapparts heeft de voorschreven goederen opgedragen tot behoef van Elisabeth en
Catharina Paesmans als pand voor de voorschreven 26 rinsgulden jaarlijks. 5%,
valdag allerheiligen, zoals hierboven beschreven staat. Mathees zal als
onderpand een hofje opdragen genaamd "het Wolffs Hueffken", vallend
in de hof van Malepeert. Lenaert Van Swartebroeck kwam in de naam van de
kinderen ter gichte.
Op 12 januari
1606 heeft heer Gielis Zengeweeck (Zengelbeeck?), pastoor van het begijnhof van
Hasselt, in naam van de kinderen die op het begijnhof wonen, de panden van
Mathees Stapparts gekweten van 5 gulden jaarlijks van de bovenstaande rente.
Hij heeft ervoor 100 gulden ontvangen van Stapparts, die ter gichte kwam.
1603, 25
oktober. Folio 37r
Lenaert Van
Swartebroeck en Balthasar Vander Locht, volgens de bovenstaande constitutie,
dragen op tot behoef van Aerdt Swijssen een stuk broek genaamd "het Gielis
Broeck", ongeveer 3 dachmael groot, grenzend de Laeck 1), Aerdt
Clocluijers erfgenamen 2), Jan Luijten 3) en het Sint Barbaraaltaar van Lummen
4). Het is belast met 3 gulden jaarlijks aan het klooster van Herckenroeij en
met 's heeren chijns. Verkocht voor 295 rinsgulden Brabants. Aan deze som
korten voor de 3 rinsgulden jaarlijks 60 rinsgulden kapitaal, zodat de kapitale
som van de verkoop 235 rinsgulden bedraagt. Jaarlijks zal Swijsen daarvoor 11
rinsgulden en 15 stuivers Brabants blijven betalen, afbetaalbaar tegen den
penninck twintich. Valdag van de rente is allerheiligen. Lijcop nae lantcoop,
godts penninck 11 stuivers 1 ort. Aerdt Swijsen kwam met recht ter gichte.
Dit stuk broek
hooft gedeeltelijk in de hof Vander Smissen of Heiligheijt, waar het op deze
datum ook werd opgedragen.
1603, 25
oktober. Folio 37v
Aerdt Swijsen
heeft opgedragen tot behoef van Catharina en Elisabeth Paesmans het
voorschreven stuk broek als pand voor de voorschreven 11 rinsgulden en 15
stuivers jaarlijks, met valdag op allerheiligendag. Als onderpand heeft Swijsen
2 rinsgulden jaarlijks opgedragen die hij trekt op panden van Michiel Reynders,
genaamd "den Schuerman". Deze gichte passeerde ook voor de meier en
laten van de hof Vander Smissen of Heijligheijt zoals voorschreven is. Lenaerdt
Van Swartebroeck kwam in de naam van de kinderen ter gichte.
1603, 25
oktober. Folio 37v
Lenaerdt Van
Swartebroeck draagt, volgens volmacht, tot behoef van Frans Stapparts een bos
op genaamd "den Mortelmans Bossch", grenzend Aerdt Gueris 1), Willem
Vanden Roeij 2), mr. Govaerts Vanden Roeij erfgenamen 3) en mr. Jan Neven
erfgenamen 4). Draagt nog een stuk op genaamd "die Mier", sorterend
onder Herck in de hof van Gulick, waar het ook zal gegicht worden. In het
geheel gekocht voor 21 rinsgulden Brabants jaarlijks, valdag op allerheiligen
en te leggen tegen den penninck twintich. Alle uitgaande lasten, behalve de
cijns, zullen korten. Het goed is belast met 13 stuivers 8 groot aan de pastoor
van Schuelen, met 3 rinsgulden aan de weduwe van Joannes Taelmans. Lijcop nae
landtcoop. Frans kwam ter gichte voor zover het hier sorteert. Het pontgeld
werd hier op 4 gulden gerekend.
1603, 25
oktober. Folio 38r
Frans Stappaerts
heeft de voorschreven Mortelmansbosch opgedragen tot behoef van Elisabeth en
Catharina Paesmans tot pand voor de 21 rinsgulden jaarlijks voorschreven. Hij
zal in Herck ook "de Mier" als pand opdragen nadat hij de gicht ervan
ontvangen heeft. Als onderpand zal Frans dadelijk na de gichte 100 rinsgulden
Brabants betalen, waarvoor hem aan de voorschreven rente 5 gulden jaarlijks zal
afgetrokken worden. Lenaert Van Swartebroeck kwam namens de kinderen ter
gichte.
1604, 05
februari. Folio 57r
Loich Stapparts
draagt op tot behoef van Frans Schepers huis en hof in Schuelen gelegen, palend
Jacob Smeets 1), tsheeren straet 2), Dierick Palmaerts 3) en Frans Schepers
voorschreven 4), als pand voor 20 stuivers jaarlijks. Valdag half maart vanaf
1604 omdat het spruit uit een deling die ze tussen hen beiden gedaan hebben
omdat het gedeelte van Loich zoveel beter was dan dat van Frans. Afbetaling kan
gebeuren met 18 gulden Brabants geld dat hier bij de afkwijting gangbaar zal
zijn. Frans kwam ter gichte.
1604, 18 maart.
Folio 63v
Voorwaarden
waarop de mombers van Catharina Van Buijlen zullen verkopen huis en hof in
Schuelen opden Pleijn gelegen, 6 vat land die grenzen aan mr. Govaert Vanden
Roeij aan 2 zijden, de straat 3) en joncher Niclaes Voecht 4).
Dit goed is
belast aan de H. Geest van Herck met 4 en een half vat rogge, waarvoor korten
zal aan hetgeen het goed jaarlijks gelden zal voor ieder vat 15 stuivers
Brabants jaarlijks. Aan dit goed werd bij deling een last aan de kerk van
Schuelen toegedeeld die staat aan de panden van Jan Van Buijlen, namelijk 10
stuivers Brabants jaarlijks aan " 't Ossenlant". Hiervoor zullen de
kopers in de handen van de momber 10 gulden eens neertellen om die te geven aan
de kinderen van Jan Van Buijlen zodat ze daarmee de last van 10 stuivers kunnen
kwijten.
De dochter van
Vincent Van Buijlen woont binnen het godshuis van Rotthom en als ze daar
"per avonturen haer sal tot professie geven" en daardoor geld nodig
heeft, is conditie dat de koper binnen de 2 jaar - ze zullen dit hem een half jaar
tevoren moeten vragen - 200 gulden zal afbetalen en daarmee aan de hoofdsom 10
gulden Brabants jaarlijks afleggen. Men zal het goed verkopen met de uitgang
van de brandende kaars na de derde roep van 14 dagen tot 14 dagen die men zowel
in de kerk van Schuelen als Herck zal doen, en met hogen. Iedere hoge na de
palmslag geldt 2 1/2 rinsgulden: voor de begevers 30 stuivers en voor de hoger
20 stuivers. Degene die na de palmslag hogen zette en afgehoogd werd, zal zijn
20 stuivers moeten manen en ontvangen van degene die het goed uiteindelijk zal
kopen, zonder dat de begevers (verkopers) er moeten in tussen komen. Mochten er
meer lasten gevonden worden dan hierboven vermeld, dan zullen ze aan de koopsom
korten, met uitzondering van de grondcijns, cueren, brantschat en
herberchcoren. Indien er lasten aan zouden staan aan een lagere rente dan 5%,
dan moet de koper bijleggen. Vindt men hogere lasten, dan zal het zo korten,
penninck voor penninck, gulden voor gulden. De begevers maken het goed schoon
van alle vervallen lasten tot half maart eerstkomend. Daarna zijn de lasten
voor de koper.
Als van de
kapitale som de uitgaande lasten zullen afgetrokken zijn - van de 200 gulden
kapitaal of de 10 gulden jaarlijks -zal de valdag op St.-Andries zijn vanaf
1604, ook van de 200 gulden die eventueel zullen betaald zijn.
Van de
overblijvende kapitale som zal de koper zoveel mogen afleggen als hem zal
believen: voor iedere gulden jaarlijks twintig gulden Brabants eens. Hij mag
niet minder dan tweemaal 5 gulden Brabants jaarlijks afleggen met honderd
gulden Brabants eens, in geld zoals het in Herck zal gelden ten tijde van de
afkwijting.
Alle onkosten
zijn ten laste van de koper: vermomberen, gicht, guedinge, kaarsen branden, de
officier zowel in Herck als in Lummen, het publiceren van deze condities in
Herck en Schuelen, pontgelt, de schrijver om deze condities te maken en om de
hogen neer te schrijven enz. 2 gulden. Lycop nae lantcoop, godts penninck 1
ernestus.
De koper moet op
de datum van gichten een degelijk onderpand stellen voor de helft van de
kapitale som.
Alle hogen
zullen moeten gebeuren voor deze klerk en 2 getuigen. Mocht het goed worden
toegewezen aan iemand die niet aan de condities kan voldoen, dan zal deze een
boete opgelegd krijgen van 3 dobbel ducaten, te appliceren aan de kerk van
Schuelen, aan de heer waar de goederen onder vallen en aan de begevers.
Bovendien zal deze het verschil moeten bijpassen als het goed nadien aan een
lagere prijs zal toegewezen worden. Mocht het dan meer opbrengen, dan komt dit
enkel ten goede aan de verkopers.
Reijnder Pouls
bood 29 rinsgulden en 10 stuyvers Brabants jaarlijks en heeft daarvoor de
palmslag ontvangen. Hij zette vervolgens 20 hogen.
Op de laatste
oktober 1603 werd de kaars ontstoken en Geeraert Geerts stelde 25 hogen meer.
Het goed verbleef hem hiervoor.
1604, 18 maart.
Folio 65v
Gielis Vrancken,
als momber van Catharina Van Buijlen, draagt op tot behoef van Geeraert Geerts
huis en hof in Schuelen op den Pleyn gelegen, grenzend de erfgenamen mr.
Govaert Vanden Roeij aan 2 zijden, de straat 3) en de heer Nicolaes de Voecht
4). Voor 32 rinsgulden en 7,5 stuivers Brabants jaarlijks, boven nog 10
rinsgulden in gereed geld, de hogen niet inbegrepen. Valdag Sint Andriesdag,
voor het eerst in 1604. Godts penninck 1 ernestus, lycop nae landtcoop, en
Geert kwam ter gichte.
1604, 18 maart.
Folio 66r
Geeraert Geerts
heeft hetzelfde huis en hof weer opgedragen tot behoef van Catharina Van
Buijlen en daarbij nog een stuk land opt Orlingen Velt, gelegen onder Schuelen,
palend die stege 1), Mathees Bouten in twee zijden en Jan Scrijnemakers alias
Swinnen ter vierder zijde, als pand en onderpand voor de voorschreven 32
rinsgulden en 7,5 stuivers Brabants jaarlijks. Gielis Vrancken kwam in naam van
Catharina Van Buylen ter gichte.
PS. Deze rente
is afgelegd tot 24,5 rinsgulden als hierna blijkt anno 1610 15 januari.
1604, 01 april.
Folio 67r
Jan Lemkens
draagt op tot behoef van Pouls Schuijlens de tocht van een stuk broek in
Oversel gelegen, grenzend Mathees Beerten 1), Pouls voorschreven in twee zijden
en des heeren beeck 4). Pouls kwam ter gichte.
Vervolgens
draagt Pouls Schuijlens, met instemming van zijn echtgenote Elisabeth Bastiaens
gedaan voor de schepenen van Exel op 3 maart van dit jaar, het voorschreven
stuk broek op tot behoef van Jan Lemkens voor 25 rinsgulden Brabants eens te
betalen op dag van gichten, godts penninck 1 halve ernestus. Jan Lemkens kwam
ter gichte.
1604, 01 april.
Folio 67r
Sebastiaen
Wijnen draagt op tot behoef van Henrick Tsrijcken een beemd gelegen in Vuertken,
palend Henrick voorschreven 1), de erfgenamen Vranck Vrancken 2) en 3) en
Henrick Wijnen 4). Hij ruilt tegen een stuk broek onder Beringen gelegen en
daar gegicht. Daarenboven geeft Henrick nog aan Sebastiaan 79 rinsgulden. Het
broek wordt gegarandeerd op 6 stuivers jaarlijks aan de kerk van Coorsel en des
heeren cijns. Godts penninck 1 ernestus, lycop na landtcoop en Henrick is ter
gichten comen.
1604, 01 april.
Folio 67v
Peeter Meijnen
draagt op tot behoef van Goris Meijnen, zijn broer, een beemd gelegen in
Oversel, palend de Roeije Beeck 1) en den Pelsers Beempt aan de drie andere
zijden. Voor 50 gulden Brabants eens boven alle lasten, godts penninck 1,5
stuyver. Goris kwam ter gichte.
1604, 29 april.
Folio 69r
Jan Moens met
zijn momber en oom Willem Custers en in aanwezigheid van zijn instemmende
moeder Elisabeth Custers kwijten Henrick Everaerts en zijn panden van 16
stuivers jaarlijks. Deze panden had Henrick Everaerts eertijds via gichte
verkregen van Huybrecht Vaes. Henrick Everaerts is ter gichte comen.
1604, 29 april.
Folio 69v
Jan Moens met
zijn momber en moeder, zoals voorschreven is, kwijt en draagt op tot behoef van
Philips Vander Luecken 28 stuivers jaarlijks zoals hij op de panden van Philips,
huis en hof in Zourle gelegen, jaarlijks trok. Hootpenningen en verlopen werden
terugbetaald. Philips kwam ter gichte.
1604, 14 mei.
Folio 70v
Rombout Van Dam,
uit kracht van speciale procuratie aan hem gegeven door Hans Van Aecken
gepasseerd voor schepenen en de raad van de stad van Nieumagen en met hun zegel
bevestigd op 9 september 1603 en ondertekend door secretaris Fransois Loits,
kwijt Peeter Leijsen van 50 gulden Brabants eens. Deze rente kwam aan Hans toe
uit kracht van een transactie in het schepenregister tussen Hans Van Aecken
voorschreven en Peeter Leijsen van een beemd in Coorsel gelegen.
1604, 03 juni.
Folio 72r
Jan en Michiel
Bremers releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders:
huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Huybrecht Vaes in twee zijden,
Dierick Palmaerts 3) en des heeren straet 4); 2 rinsgulden jaarlijks staande op
de Sint Jorisschans. Ze kwamen ter gichte.
1604, 03 juni.
Folio 72r
Gielis Reynders
releveert na de dood van Catharina Pouls 30 stuyvers jaarlijks staande op de
Sint Jorishoff toebehorend aan Catharina Van Nuffel; nog 1 stuk broek in Worpt
gelegen palend Adriaen Porters 1), de erfgenamen mr. Dierick de Wuest in 2
zijden en Peeter Bogaerts 3). Gielis kwam ter gichte.
1604, 01 juli. Folio
72v
Jacob Hermans
momber van zijn huisvrouw Maria Claes releveert het versterf dat zijn vrouw is
aangekomen na de dood van Sebastiaen tSrijcken als tochtenaar "ende gehadt
hebbende hare suster". Het gaat om een stuk land in Stal, groot 4 vat,
palend Mathijs Put en tsheeren straet; een beempt in Vuertken gelegen, 3
dachmael groot, grenzend Henric Luyten en Servaes Vanden Eerdewech.
1604, 30
augustus. Folio 74v
Henrick, Peeter
en Jan Convents ontvangen het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun
ouders: een stuk land met een dries in de Geijtelingen gelegen, palend Adriaen
Vander Banck aan 2 zijden, die Geijtelingen 3); een stuk broek genaamd
"het Sonnens Broeck", grenzend de beek; een stuk broek genaamd
"den Mielis Beempt" en al hetgeen hier nog sorteert. Henric Convents
kwam voor zichzelf en voor zijn andere broers ter gichte.
1604, 02
september. Folio 75
Condities en
voorwaarden waarop Oriaen Oriaens een stuk land zal verkopen als momber van
zijn huisvrouw Maria Cornelis. Het stuk land werd aan zijn vrouw gemaakt door
het testament van haar eerste man Mathees Claes, zoals in het register te zien
is. Het land is gelegen in Stal en grenst Wouter Roosbooms 1), Peeter Scrueers
2), Valentijn Convents kinderen 3) en tsheeren straet 4). Een eerste voorwaarde
is dat degene aan wie het goed bij de uitgang van de kaars zal blijven, op
Coorsel kermis eerstkomend 100 rinsgulden zal betalen. De koopman zal aan de
verkoper op Coorsel kermis voor het gebruik van het geld nog 3 gulden eens
neertellen. Als het goed meer dan 100 gulden zal opbrengen, zal de koper het
resterend bedrag neertellen op datum van gichten. De koper dient de hofrechten
en alle onkosten te betalen. Er wordt contant geld verlangd.
Gielis Laukens
bood 110 rinsgulden en aan de huisvrouw van de verkoper voor een kermis 8
gulden, 11 stuivers 1 ort als goets penninck voor de kerk van Coorsel. Henrick
hoogt nog 3 gulden en als godtspenninck 10 stuivers voor de kerk. Peeter
Swinnen doet er nog 2 gulden en 20 stuivers voor een kermis bij. Henrick Oeijen
nog 2 gulden en als kermis 20 stuivers. Daarop werd de kaars ontstoken en
gebannen en bij de uitgang ervan bleef de koop aan de laatste hoger hiervoor.
Op 16
september droeg Oriaen Oriaens het land op tot behoef van Henrick Oeijen
aan de bovenstaande condities voor 127 rinsgulden Brabants. Hierin zijn 10
rinsgulden gerekend van de kermisse. Henrick Oeijen kwam met recht ter gichte.
1604, 18
november. Folio 83v
Peeter Deijns
(Dens) draagt op tot behoef van Mathijs Peeters huis en hof gelegen in Schuelen,
grenzend de erfgenamen Huybrecht Zelckaerts 1), Geert Coecx 2), Pouls Vander
Biessemen en Jacob Schats 3) en des heeren straet 4). Mathijs koopt het op
dezelfde manier als Peeter het op 12 maart 1601 kocht van Huijbrecht Vaes.
Daarom zal Mathijs aan Peeter geven, voor de 10,5 rinsgulden jaarlijks die
Peeter aan Huijbrecht had overgegicht in afkorting op de koopsom en die staan
aan panden van Huijbrecht Wouters, 100 daelders eens en 8 rinsgulden als kermis
voor zijn onkosten. Het huis dat Peeter heeft afgebroken zal hij hebben voor de
verbeteringen die hij aan het huis heeft gedaan. Mathijs kwam met recht ter
gichte en Mathijs betaalde 113(?) gulden 11 stuivers.
Op 19 maart 1605
heeft Peeter Deijns bekend dat hij volledig voldaan werd van de voorschreven
koop.
1604, 18
november. Folio 84
Peeter Porters
draagt op tot behoef van Jan Hueveners een zil broek in de Lange Donck in
Schuelen gelegen, palend "het Nieuwen Graeff Werck" 1), "het
Sluijsken" 2) en Jan Alen 3). Voor 40 gulden Brabants eens die Peeter ontvangen
heeft. Godtspenninck een halve ernestus, lijcop naer landtcoop. Peeter zal zijn
echtgenote met deze verkoop laten instemmen. Jan Hueveners kwam ter gichte.
1604, 02
december. Folio 85
Michiel Giels
releveert het legaat dat aan hem werd gelaten door Dionijs Moens via diens
testament. Dit testament werd in het register geregistreerd en er werd mee
ingestemd door Anna Moens met haar mombers Jacob Tsrijcken en Henrick
Tsrijcken. Michiel werd erin gegicht met recht. Hierna volgt het akkoord dat
werd gesloten na de voorlegging van het testament. Dit document werd door Aerdt
Vanden Berge voorgelegd en luidt als volgt.
26 november 1604
werd een akkoord gesloten tussen Anna Lenaerdts weduwe van Bestiaen Tsrijcken
en Michiel Giels en ze sloten het proces af dat tussen hen gevoerd werd zowel
in Ham als daarna in Lummen betreffende een legaat dat aan Michiel werd gelaten
door Dionijs Moens zaliger voor heer Willem Loichs pastoor van Beverloe. Om tot
dit akkoord te komen werden scheidsrechters gebruikt. Voor Anna waren dit de
pastoor van Coorsel heer Jan Van Vickevorst en Peeter Leijsen. Vanwege Michiel
waren dat de eerwaarde Henrick Leen en Lambrecht Van Cuelen. Na langdurige
onderhandelingen raakten ze het eens over een eeuwig akkoord. Alle actie die
tegen het testament werd gevoerd, wordt nietig verklaard en het zal zijn effect
sorteren. Michiel kan zijn legaat aanvaarden zonder tegenspraak. Van zijn kant
moet hij evenwel Anna kwijten van alle voorgaande gebruiken die zij of wijlen
haar man van dit legaat gehad hebben. Daarenboven moet Michiel aan Anna een
jaarlijkse rente transporteren van 3,5 gulden Brabants staande te trekken aan
panden van Laureijs Vanden Dijck. Deze rente werd aan Michiel gemaakt door
datzelfde testament van Dionijs. Alle renten die tot vandaag gevallen zijn
blijven eigendom van Michiel. Daarna is de opbrengst voor Anna. Elke partij zal
zijn eigen proceskosten in Lummen betalen. De verteringen betreffende deze zaak
zijn ze half en half schuldig en om deze reden moet Michiel nog 4 potten wijn
geven en Anna 2. Opgemaakt in presentie van de voorschreven mannen en van
Henric Tsrijcken.
1604, 16
december. Folio 88
Als armenmeester
van Coorsel draagt Henrick Valentijns op en kwijt de panden van Bernaert
Ceijsens van 6 rinsgulden jaarlijks. De armen trokken deze rente op "den
Aertsman". Henrick ontving alle intresten en de hootpenninck (kapitaal) en
Bernaert kwam ter gichte.
1605, 13
januari. Folio 88v
Mathijs Meijen
draagt op tot behoef van Jan Convents een stuk land gelegen in Stal, groot
omtrent 3 vat saeijens. Het grenst Jan Convents met de wederhelft 1), Mathijs
Put 2) en de straat 3). Voor 71 rinsgulden los geld te betalen op dag van
"voljaren". Kan Jan dan niet betalen, dan mag hij er 6% intrest
jaarlijks voor betalen en dan moet hij het hele stuk land ervoor in pand
stellen, ook de wederhelft. De verkochte helft is belast met 1 halster koren
aan de armen van Beringen en met des heeren chijns. Godtspenninck 1 ernestus,
lijcop nae landtcoop. Jan Convents kwam ter gichte.
1605, 27
januari. Folio 92v
Huijbrecht Maech
draagt op tot behoef van Goris Mommen huis en hof gelegen in Coorsel, palend de
straat in 2 zijden, Jan Hoeffmans 3) en Jaspar Tielmans 4). Draagt het op als
pand voor 7 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten. Te
kwijten met 100 rinsgulden courant geld. Godts penninck 2 stuivers 1 blanck.
Huybrecht staat met als zijn andere Loonse goederen garant als de waarde van
dit pand mocht verminderen. Goris Mommen kwam met recht ter gichte.
1605, 27
januari. Folio 93
Peeter Kenens,
uit kracht van het testament dat hem door zijn huisvrouw werd gemaakt en dat
hier geapprobeerd is, draagt op tot behoef van Joris Swijns het vierde part van
het "Bossch Landt" gelegen in Schuelen, palend de erfgenamen van Jan
Bogaerts 1), Crispijn Teewis 2) en Frans Stapparts 3). Voor 75 rinsgulden
Brabants eens. 25 gulden moet op dag van gichten betaald worden, 25 gulden op
Joannes naastkomend en 25 gulden bij Kerstmis. Joris moet op kerstmis nog als
een kermis 2 gulden 16 stuivers 1 ort geven, lijcoop nae landtcoop,
godtspenninck een halve ernestus. Er staan geen lasten aan. Met deze koop is de
laatst gevallen pacht van 5 vat koren en een vierdelinck gekweten. Joris kwam
ter gichte.
1605, 27
januari. Folio 93
Franchois
Spriemont en mr. Henrick Alen, als respectievelijk officier en schepen, hebben
verklaard dat op 18 januari 1605 voor hen Govaert Dams verscheen die heeft
opgedragen tot behoef van Servaes Joupen een half mud rogge jaarlijks staande
aan "het Bosvelt" in Schuelen gelegen vanaf 1577(?) de 16de juni. Het
veld grenst Geert Coecx aan 2 zijden, Cornelis Tuijmekers 3) en Jan Schabben
4). Voor dezelfde som als in de eerste gicht staat, godtspenninck 1 stuiver,
lijop nae landtcoop. Servaes kwam ter gichte. Volgens de aanhef zouden zovel Govaert
als Jan Daems verkopers zijn.
1605, 27
januari. Folio 93v
Loich Stapparts
draagt op tot behoef van Frans Schepers, momber van zijn huisvrouw, huis en hof
gelegen in Schuelen, grenzend de straat 1), Jacob Smeets 2) en Dierick Palmarts
3), als pand voor een rente van 30 stuivers jaarlijks met valdag te lichtmesse.
De rente staat te kwijten met 27 rinsgulden Brabants. Deze rente moet Loich
bekennen vanwege een deling tussen de partijen gedaan en waarin het deel van
Loich zoveel beter was dan dat van Frans. Mochten er later toch lasten aan het
deel van Loich staan, nu onbekend en in de deling niet vermeld, dan zullen ze
aan deze rente geregeld worden. Frans kwam ter gichte. Op dit pand had Frans al
20 stuivers jaarlijks volgens dezelfde deling, zodat het totaal nu op 2 gulden
10 stuivers jaarlijks komt.
1605, 27
januari. Folio 94
Mathijs
Schuermans releveert het versterf dat hem na de dood van Jan Hueveners, zijn
stiefvader, is aangekomen: 2 rinsgulden jaarlijks staande op panden van Joris
Gatus in Schuelen, 8 stuivers jaarlijks op panden van Jacob Vande Goer nu
Philips Vander Buecken. Mathijs kwam ter gichte.
1605, 27
januari. Folio 94v
Mathijs
Schuermans draagt op tot behoef van Joris Gatis de voorgenoemde 2 rinsgulden jaarlijks
in de voorgaande gichte gereleveerd en verklaart dat hij volledig voldaan werd
van de hootpenninck en de verlopen. Joris kwam in de kwijting ter gichte.
Deze 2
rinsgulden waren Mathijs aangedeeld zoals uit onderstaande kopie van deling
blijkt.
Vrijdag 23 maart
1601 verschenen voor scholtet en schepenen vander Tichelrijen: Mathijs
Schuermans wettige zoon van Henrick Schuermans en Elisabeth Tijs, echtpaar
zaliger, 1) en Mathijs Materni als man en momber van Emerentiana Hueveners,
Anna Hueveners achtergelaten kinderen van Mathees Hueveners en Elisabeth Tijs
voorschreven uit hun later huwelijk 2). Ze delen de goederen die door de
echtgenoten tijdens hun leven werden verkregen. Het gaat om huis en hof gelegen
op de Cleijn Tichelrije, grenzend Wouter Swinnen 1), de E.H. abt van St.truijen
2), Lambrecht van Sepperen 3) en tsheeren straet 4). Het is jaarlijks belast,
boven de grondcijns, met 4 rinsgulden aan Jan Hermans, aan Jacob Metinx met
zijn megeringen met 2 gulden 15 stuivers BB, aan Baldewijn Swinnen erfgenamen
met 10 stuivers BB, aan joffr. Ida Vanden Spiegel met 1 gulden BB, aan Lenaerdt
Gijseleers met 1 gulden BB, met 1 gulden Brabants aan de armen van Wijer, aan
de pastoor met 7 stuivers Brabants 1 ort min (dus 6 stuivers 3 oort), aan de
koster 2 stuiver BB, 1 can smout aan de kerk van Wijer. Het zijn dus allemaal
jaarlijkse renten. Verder delen ze nog 3 rinsgulden Brabants staande op de
erfgenamen van Thomas Otten in Rummen, 1 gulden Brabants op de goederen van
Maria Lemmens bij Wuestherck, 2 gulden Brabants op panden van Joris Gatus in
Schuelen en nog op Claes Jueris panden in Lumpmen gelegen 2 gulden Brabants
jaarlijkse rente.
Mathijs Materni
in de naam voorschreven en zijn schoonzuster zullen het voorschreven huis en
hof met aanhang krijgen en de lasten die erop staan dragen, ook die er later op
mochten gevonden worden. Mathijs Schuermans van zijn kant krijgt alle verkregen
renten en 2 eikenbomen op de voorschreven hofstad staande, volgens zijn keuze.
Iedere partij wordt na approbatie van de schepenen in zijn portie gegicht en
gegoed en wordt in hoede gekeerd. Ondertekend door Tielman Marien, secretaris
van het voorschreven gerecht.
1605, 27
januari. Folio 95v
Mr. Henric Alen
en Willem Vanden Roeij, medeschepenen, hebben nog aangedragen dat op 8 januari
laatstleden Geert Diepenrijcx voor hen heeft opgedragen tot behoef van Aerdt
Smolders, Mathees Hueveners als momber van zijn huisvrouw en Jan Clercx als
momber van zijn vrouw Anna Smolders zijn tocht van diverse goederen sorterend
onder diverse hoven. Onder andere gaat het om een half boender land ter Roosen
gelegen, palend de H. Geest van Herck 1) of Marten Swinnen, de straat aan 2
zijden en de erfgenamen van joncheer Coenraert van Malborch 4). Samen wordt de
tocht opgedragen voor 140 rinsgulden Brabants eens. Mathees Hueveners is voor
zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte gekomen. Het pontgelt wordt hier
geschat op (niet ingevuld).
1605, 10
februari. Folio 96v
Peeter Menten,
als geconstitueerd vanwege de H. Geestmeesters binnen Herck, draagt op tot
behoef van Mathees Hueveners huis en hof ter Elst gelegen onder Schuelen.
Vroeger behoorde het toe aan Marten Swilden en het werd aan de H. Geest gelaten
door diens dochter Anna Swillen. Het goed is een vat saeijens groot en belast
aan dezelfde H. Geest met 2 vat koren, aan de kerk 12 stuivers en aan een
andere zo men meent 25 stuivers, boven brantschat, grondcijns en eventuele
keur. Mathees zal van de H. Geest een last overnemen van 1 gulden zoals de H.
Geest jaarlijks moet betalen aan de erfgenamen van Henric Op Straet van huis en
hof binnen Herck. Alle lasten vanaf deze datum zijn voor Mathees. Godtspenninck
3 ord, lijcop 24 stuivers. Mathees kwam ter gichte.
1605, 10
februari. Folio 97
Scheiding en
deling tussen de kinderen van Jan Bremers van Schuelen: Jan en Michiel Bremers.
Met toedoen van
goede mannen deelden Jan en Michiel de goederen die hen aangestorven zijn na de
dood van hun ouders.
Aan Jan viel
toe: huis en hof samen omtrent 3 vat saeijens groot. Het is belast aan diverse
personen met ongeveer 10 rinsgulden jaarlijks, zonder grondcijns en
herberchcoren.
Michiel kreeg 2
rinsgulden jaarlijks op de schans in Schuelen staande. Hij zal binnen het jaar
nog 2 van de beste opgaande eikenbomen, staande op het gedeelte van zijn broer
voorschreven, mogen houwen. Gielis Coecx attesteerde dat hij bij de verdeling
aanwezig was en dat hij niet weet wiens stuk het best zou zijn. Daarop staan
Jan en Michiel hun rechten op elkaars gedeelte af en alles is in hoede van wet
gekeerd.
1605, 10 februari.
Folio 97v
Jacob Cuppens
draagt op tot behoef van Claes Mullaerts een stuk land in Haexelaer bij
Beringen gelegen, grenzend de straat in 3 zijden en Aerdt Van Postel 4). Jacob
draagt het op als pand en onderpand voor 3 rinsgulden Brabants jaarlijks
vallend elk jaar op "cathedra Petri". Te kwijten met 50 rinsgulden
Brabants geld zoals ten tijde van de afkwijting hier zal gangbaar zijn. Voor
deze 50 rinsgulden was Jacob Cuppens in Beringen door Niclaes verwonnen.
Godtspenninck 1 stuiver. Niclaes kwam ter gichte met recht.
1605, 10
februari. Folio 97v
Simon Bervoets
major draagt op tot behoef van Peeter Minten (Menten) en kwijt hem de panden
die hij vanwege zijn echtgenote bezit van 4 rinsgulden jaarlijks. Deze panden
zijn huis en hof in Schuelen gelegen. Simon verklaart dat hij volledig voldaan
werd van hootpenninck en alle verlopen. Peeter kwam met recht ter gichte.
1605, 10
februari. Folio 98v
Jan Lijnen
handelt vanwege een constitutie gegeven op zijn persoon door Henrick Claesdaems
die getrouwd heeft de weduwe van Jan Hinnensdaels. Jan draagt in deze
hoedanigheid op tot behoef van Mathees Tielens de tocht (het vruchtgebruik) van al de goederen en renten die de voorschreven
weduwe vanwege Jan Hinnensdaels bezit zowel hier als elders sorterend. Hier gaat
het om een beemd gelegen bij Gestel, een halve beempt in den Schorffaert, een
stuk broek in de Beijgeren, 2 verschillende lapjes broek int Lummens Broeck
gelegen, het derde deel van een stuk land gelegen in Meldelaer genaamd
"den Vaes Put", 20 stuivers jaarlijks op panden van de erfgenamen van
Jan Gielis in Meldelaer, 3 gulden jaarlijks op panden van Ricalt Vossens in
Linchaut, 1,5 mud rogge op panden of broek in de Beijgeren gelegen. De binnen
gebrachte stukken waarnaar hij handelt, luiden als volgt.
5 april 1604
verschenen Henrick Claes Daems en zijn wettige huisvrouw Maeijken Jacobs van
Zuijlre in het land van Vogelsanck bij de notaris. Ze hebben opgedragen en
transporteren tot behoef van Mathees Vander Lamen wonend in Lumpmen alle
goederen en renten waar ook gelegen, geen enkele uitgezonderd, waarvan Maeijken
Jacobs de tocht bezit vanwege haar voorgaande man Jan Van Hinnensdael. Mathees
Vander Lamen heeft hen daarvoor betaald, zodat hij zijn vrije wil ermee mag
doen tijdens het leven van Jacob en Maaike. Opgemaakt binnen de stad Breda ten
huize van Henrick voorschreven in presentie van Jan Lijnen en Mathijs
Hoeffmans, inwoners van het land van Lummen als getuigen. Ondertekend door
Jacob Wils openbaar notaris van de stad Breda. Op de rug van deze akte stond
vermeld dat Jacob en Maeijke voorschreven in hun plaats hebben machtig gemaakt
en gesteld Jan Lijnen voorschreven om de goederen in hun plaats op te dragen
aan Mathees Vander Lamen voorschreven. Zelfde plaats en datum met getuigen
Mathijs Hoeffmans en Jan Kempeners en notaris Jacob Wils ondertekende.
Omwille van deze
opdracht kwam Mathees Vander Lamen ter gichte. Omdat er nog andere goederen in
deze koop begrepen zijn, evenals Brabantse goederen, en bovendien tochtelijke
goederen slechts de helft van het pontgeld moeten betalen, is hetgene hier
sorteert geschat op - (niet ingevuld).
1605, 12
februari. Folio 99v
Jacob Smeets
draagt op tot behoef van mr. Henrick Alen 2 rinsgulden jaarlijks zoals Jacob die
trekt op panden van Loich Stapparts onder Schuelen. Voor 32 gulden Brabants
eens, die betaald werden. Mr. Henrick kwam met recht ter gichte.
1605, 03 maart.
Folio 102v
Willem Geerts
draagt op tot behoef van zijn broer Henrick Geerts een huis aan de linde in
Coorsel gelegen, genaamd "den Opstal" met nog een stuk land genaamd
"den Huevel". Voor 30 rinsgulden Brabants jaarlijks. Deze 30 gulden
komen van een rente van 90 gulden jaarlijks zoals Henrick Geerts, Willems
broer, jaarlijks op de panden van Willem trekt. Ze werden Henrick voor zijn
kindsgedeelte aangedeeld volgens het register. Er blijft dus nog een rente van
60 gulden jaarlijks over. Uit hun deling blijkt dat conditie was dat de helft
van de 90 rinsgulden zouden kwijtbaar zijn tegen 6 gulden jaarlijks, honderd
gulden eens in geld zoals dan zal gangbaar zijn. Daarom verklaren de partijen
dat deze 30 rinsgulden voorschreven kwijtbaar zijn. Henrick kwam met recht ter
gichte.
1605, 03 maart.
Folio 103
Henrick Geerts
draagt op en kwijt zijn broer Willem Geerts en zijn panden van 30 rinsgulden
jaarlijks, spruitend uit een grotere rente van 90 rinsgulden jaarlijks zoals
hem op het kindsgedeelte van zijn broer Willem jaarlijks werd aangedeeld.
Henrick bekent zich, volgens de voorgaande gichte, tevreden van de 30
rinsgulden jaarlijks. Er blijft dus nog een rente van 60 gulden jaarlijks over,
waarvan 15 rinsgulden jaarlijks nog kwijtbaar zijn. Willem kwam ter gichten.
1605, 17 maart.
Folio 104
Maria Joris met
haar mombers Cristiaen Joris en Henrick Kenens, haar door het recht verleend,
draagt op tot behoef van Peeter Pelsers een hof in Coorsel gelegen, grenzend de
Brabantse "uutfanck" 1), die Broecstraet 2) en Dionijs Joris 3). De
stukken samen, zowel Loons als Brabants, werden verkocht voor 600 gulden Brabants
en 2 dobbel ducaten voor de vrouw van Dionijs Joris en voor Maria Joris voor
een kermis. Het goed is belast met 4 halsters koren aan "Onser Liver
Vrouwen Altaer" in Coorsel en met grondcijns. Conditie is dat Peeter aan
Marie of Dionijs tussen dit en beloken pasen 500 rinsgulden contant zal geven
en van de resterende 100 rinsgulden zal Peeter aan Marie aan het goed 6 gulden
jaarlijks blijven gelden. De verkoopster moet alle lasten schoon maken tot de
gichte toe. Het geld van deze verkoop werd door Dionijs Joris herbelegd aan een
goed sorterend in de hof van Everbuer in Coorsel. Lijcoop nae landtcoop, godts
penninck voor de kerk van Coorsel een halve philips daelder. Peeter Pelsers
kwam ter gichte. Hetgene hier sorteert werd omwille van de voorschreven last
geschat op 298 gulden.
Op 26 mei 1605
heeft Dionijs Jueris in naam van zijn dochter Maria en met haar mombers
Cristiaen Jueris en Peeter Leijsen de panden van Peeter Pelsers gekweten van
500 gulden Brabants van de koopsom voorschreven.
1605, 17 maart.
Folio 104v
Geert Joris, als
rentmeester van het O.-L.-Vrouwenaltaar in Coorsel, werd de sterfelijke
gichtdrager voor het altaar van de goederen die hier sorteren: "Onser
Liver Vrouwen Boender" in Coorsel gelegen; 4 vat koren aan Dionijs
Vrancken, nu Peeter Pelsers; 8 vat koren in Laren (Lummen) aan de erfgenamen
van Lucas Geerts. Geert kwam in de naam voorschreven ter gichte.
1605, 17 maart.
Folio 104v
Henrick
Valentijns, als armenmeester van Coorsel, heeft in de naam van de armen het
versterf ontvangen dat hen via testament gemaakt is door mr. Jan Neven en dat
hier werd geproefd. Hij werd de sterfelijke gichtdrager voor deze en andere
renten toebehorend aan deze H. Geest. Valentijns kwam in de naam voorschreven
ter gichte.
1605, 17 maart.
Folio 104v
Henrick Kenens
heeft in de naam van de kerk ontvangen het legaat dat mr. Jan Neven zaliger
gemaakt heeft aan de anniversariën: de helft van 3 gulden en 5 stuivers staande
op "de Paelmans Hoeff" in Coorssel. Henrick kwam in de naam van de
kerk of de anniversarien ter gichte.
1605, 17 maart.
Folio 105
Aerdt Pelsers
releveert 4 vat koren toebehorend aan de armen van Spalbeeck, staande aan
panden van Aerdt Van Heerl onder Schuelen. Jan Vrancken is er als sterfelijke
gichtdrager uitgestorven en Aerdt kwam in de naam van de armen als nieuwe
sterfelijke gichtdrager ter gichte.
1605, 17 maart.
Folio 105
Jan Taelmans,
rector van het Sint-Anna en Sint-Agathaaltaar in de kerk van Herck, is
gichtdrager geworden voor dit altaar, namelijk voor alle goederen en renten
hier sorterend. Hij kwam ter gichte.
1605, 17 maart.
Folio 105v
Wouter Roosens
releveert het versterf dat hem na de dood van zijn zuster Maria Roosens is
aangekomen: een half bloeck in Castel onder Coorsel gelegen, palend Jan
Cornelis kinderen 1), Henrick Kenens 2), de Veltstraet 3); een half beempdeke
grenzend Henric Kenens 1), de oude beek 2), Goris Palmaels 3). Wouter is ter
gichten komen.
1605, 17 maart.
Folio 106
Henrick Convents
draagt op tot behoef van de kerk van Coorsel 20 stuivers jaarlijks zoals hij
trekt op een bloeck in Coorsel gelegen, toebehorend aan Peeter Wijnen, en
genaamd "het Stal Bloeck". Het grenst Vranck Convents 1), de straat
aan de andere zijden. Henrick doet deze overdracht als donatie of gift op voorwaarde
dat de pastoor of de vicaris daar jaarlijks ten eeuwigen dage een mis en
virgilie voor zullen celebreren steeds op maandag na half vasten. De zondag
ervoor moet de dienst gekondigd worden in de kerk. Als de kerk zich niet aan de
afspraak houdt en een periode van 2 of 3 jaren overslaat, zullen Henrick of
zijn erfgenamen aan de kerk deze rinsgulden mogen afnemen en voor henzelf nemen
zonder tegespraak. Jan Van Postel kwam in de naam van de kerk met recht ter
gichte.
1605, 17 maart.
Folio 106v
Jaspaer Van
Schoenbeeck draagt op tot behoef van de kerk van Wuestherck een stuk broek
gelegen in Schuelen genaamd "het Sluijsken", omtrent een half boender
groot. Het grenst mr. Jan Alenus 1), de Laeck 2), de pastoor van Herck genaamd
den Galias 3) en de erfgenamen van Geert Herrien van Linchout 4). Hij draagt
het op als pand voor 2 rinsgulden jaarlijks, te kwijten met 30 rinsgulden
Brabants eens boven rechten en pontpenningen die de rentmeester betaald heeft.
Bij terugbetaling moeten deze kosten aan de kerk teruggegeven worden. Valdag op
datum van gichten. De rente moet los en vrij toekomen aan de kerk, zonder dat
er vanwege de beemd over heirkracht, overstroming of andere tegenslag kan
gesproken worden. Betalen binnen 15 dagen na datum van de valdag in Herck op
geleijt van de panden. Het geld dat hier belegd werd kwam van 30 stuivers
jaarlijks die door Marten Alen werden terugbetaald op de laatste februari 1605
zoals men in Herck in de hof van Waenroij zal vinden. Peeter Menten kwam als
rentmeester in de naam van de kerk ter gichte.
1605, 17 maart.
Folio 108v
Jacob Vanden
Briel, uit kracht van procuratie op zijn persoon gegeven door Fredrick Sweerts
en hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van Jan Beckers 2 mud koren
jaarlijks zoals Fredrick Sweerts trekt op de panden van Willem Geerts in
Coorsel. Er zijn gezegelde brieven van: de ene van 26 januari 1541 en de andere
van 13 juli 1545. Deze 2 mudden koren sorteren ook in de Brabantse bank. De
helft die hier sorteert wordt geschat op 27,5 gulden. De constitutie is gedaan tot
behoef van Jan Beckers die getrouwd is met de weduwe van Peeter Convents.
Peeter had deze rente tijdens zijn leven gekocht en betaald, maar ze was niet
gegicht. Daarom stemt Jan Beckers erin toe dat de kinderen van Peeter Convents,
namelijk Henrick, Peeter en Jan Convents, deze gichte ontvangen. Voor zichzelf
reserveert hij wel het verloop van de rente tot het overlijden van zijn
echtgenote. Henrick Convents kwam voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter
gichte.
Constitutie. 7
mei 1602 Fredrick Sweerts borger in Hasselt constitueert en maakt machtig mits
deze notariële akte Jacob Vanden Briel en Servaes Vaes beiden inwoners van
Coursel, samen of apart, om in zijn naam voor de justitie van Lumpmen te
verschijnen, zowel voor het Loons als voor het Brabants recht, en daar te
transporteren de jaarlijkse pacht van 2 mud koren staande geaffecteerd op de
molens en goederen gelegen onder Coorsel. Hij heeft deze rente bezeten en
opgetrokken uit hoofde van zijn vrouw zaliger wettige dochter van Joannes
Keesmans. Met instemming van zijn kinderen verwekt met wijlen zijn echtgenote,
namelijk Fredrick en Niclaes Sweerts, joffr. en zuster Catharijn Sweerts
religieuze in het klooster van Sint-Clara in IJperen, bekent dat hij zijn
hooftpenningen volgens de brieven met ... (de tekst stopt)
1605, 31 maart.
Folio 110v
Lambrecht
Witters draagt op tot behoef van Peeter Knaep een beemd gelegen in Stal genaamd
"den Bovenbeempt", grenzend Peeter Bluecx aan 2 zijden, de abt van
Eeverbeur 3) en Peeter Knaep 4). De beemd is omtrent 2 dachmael groot. Witters
draagt hem op als borgtocht voor 12 rinsgulden jaarlijks, of 200 rinsgulden
eens, die Lambrecht van Peeter voorschreven ontvangen heeft van een erfgoed.
Peeter had dit "ten erffchijse" van Lambrecht genomen volgens het
schepenregister ter Brabantse natuur hier. Omdat dit goed aan Henrick Claes was
belast met 27,5 rinsgulden jaarlijks, waarvan Peeter Knapen een deel van de
hypotheek behoudt, en het Lambrecht beter uitkomt om het geld te ontvangen
kwijt hij daarom Peeter en zijn panden van 12 gulden jaarlijks. Mochten Peeter
Knaep of zijn erfgenamen betreffende deze rente "gemolesteert" worden
van Henrick Claes, dan kunnen Peeter en zijn nakomelingen hun verhaal altijd op
deze beemd nemen, met de kosten. Peeter Knapen kwam ter gichte. Mr. Henricus
Alenus scripsit.
1605, 09 april.
Folio 111v
Henrick Van
Roeij in naam van Henrick Nelis, de zoon van zijn vrouw, releveert het versterf
dat Henrick Nelis is aangekomen na de dood van zijn neef Frans Nelis: een hof
in Vuertken gelegen, omtrent 6 vat saeijens groot; een stuk land genaamd
"den Par" op den Steenheuvel gelegen; 1 stuk broek aan de Breedonck
en al hetgeen hier nog sorteert. Henrick Van Roeij kwam in de naam van Henrick
Nelis ter gichte.
1605, 13 april.
Folio 111v
Bartholomees
Smeets als momber van zijn vrouw Margriet Wijnen en mede als momber van Anna
Wijnen releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Frans Nelis:
een hof in Vuertken gelegen, omtrent 6 vat saeijens groot, grenzend "den
Meijen Hoff" 1), des heeren straet 2) en Servaes Vanden Eerdewech 3); een
stuk land genaamd "den Par" opt Steenvelt gelegen, palend het
veldstraatje aan 2 zijden, Peeter Wijnen 3); een stuk broek aan de Breedonck
grenzend die Breedonck 1), Maria Martens 2), Giels Mentens 3); 3,5 gulden
jaarlijks op panden van Peeter Van Hout; 3 gulden jaarlijks op panden van
Michiel Dillen en al hetgeen hier nog sorteert. Bartholomees kwam voor zichzelf
en voor Anna Wijnen met recht ter gichte.
1605, 21 april.
Folio 112
Pontpenningen 4
gulden 1,5 stuiver.
Herman Van
Utricht draagt op tot behoef van Jan Hueveners een zil broek genaamd "die
Oeijkens Donck", groot omtrent een zille. De wederhelft ervan behoort toe
aan Willem Vanden Roeij. Het grenst de erfgenamen van Peeter Vanden Laer aan 3
zijden en joncker Jan Van Gelmen 4) met de Herck. Het goed is enkel belast met
de grondcijns. Herman ruilt het goed tegen 5 rinsgulden jaarlijks zoals Jan
trekt op de panden van Herman, sorterend in de hoff van Landtwijck. Jan belooft
om daar aan Herman kwijting te doen. Godtspenninck 11 oord, lijcop nae
landtcoop. Jan Huveners kwam ter gichte.
1605, 26 april.
Folio 112v
Aerdt Swijsen
draagt op tot behoef van Jan Alen een stuk broek gelegen in Schuelen, genaamd
"het Gielis Broeck". Het grenst de Laeck 1), de erfgenamen van Aerdt
Clocluijers 2), Sint-Barbaraaltaar in Lumpmen en Jan Luijten 3) en de straat
4). Het broek is belast met 3 gulden jaarlijks aan het klooster van
Herckenroeij en met 11 gulden en 15 stuivers jaarlijks aan de erfgenamen van
Henrick Paesmans, met des heeren cijns. Boven deze lasten moet Jan Alen nog
geven 32 rinsgulden Brabants eens, lijcop nae lantcoop, godtspenninck een halve
ernestus. Aerdt Swijsen had voor deze 11 rinsgulden en 15 stuivers aan de
erfgenamen van Henrick Paesmans een onderpand gesteld volgens de gichte van 20
oktober 1603 als Swijsen dit broek met proclamatiën gekocht heeft. Daarom heeft
Gielis Coex in de naam van Jan Alen voorschreven opgedragen huis en hof in
Schuelen aan den Abeel gelegen, grenzend tsheeren straet aan 2 zijden, Anna Mes
3) en 4), tot borg voor het voorschreven onderpand door Swijsen gesteld. Bij
wanbetaling van de rente kan Swijsen eventueel daaraan zijn regres nemen. Jan
Alen belooft Gielis en zijn panden altijd kosteloos en schadeloos "te
indemniseren". Jan Alen kwam ter gichte, bekennende alle heren hoven hun
recht.
Op 21 april 1606
heeft Jan Alen opgedragen het voorschreven stuk broek tot behoef van Peeter
Moestermans, bekennend zijn naderschap. Hij kreeg zijn geld terug. Peeter kwam
ter gichte.
1605, 05 mei.
Folio 113v
Marten Kenens
draagt op tot behoef van Bartholomees Smeets 2/3 delen van een stuk broek
genaamd "den Achelman" in Oversel gelegen, grenzend de erfgenamen van
Elisabeth Dillen 1), Henrick Convents 2), het andere 1/3 noorden en de straat
4). Voor 182 rinsgulden. Hierop heeft de koper 110 gulden Brabants betaald en
de rest zal hij op Sincxen toekomend betalen of ten laatste Sint-Jansmesse. Het
is enkel belast met tsheeren chijns en schattinge, godtspenninck 11 stuivers 1
ort, lijcop 6 gulden. Bartholomees Smeets kwam met recht ter gichte. Marten
Kenens belooft zijn echtgenote voor het recht te brengen om met deze gichte in
te stemmen.
Op 14 juli 1606
droeg Bertholomees Smeets het voorschreven goed op tot behoef van Jan Bosmans,
bekennend aan Jan de naderschap. Smeets kreeg zijn geld terug en Jan Bosmans
kwam ter gichte.
1605, 26 mei.
Folio 114
Jan Bathen als
kerkmeester van Beringen werd sterfelijke gichtdrager van alle renten die de
voorschreven kerk onder het land van Lumpmen trekt. Heer Jacob Munters is er
als laatste gichtdrager uitgestorven. Jan kwam tot de goederen met recht.
1605, 26 mei.
Folio 114
Willem Pitcijs
is als armenmeester van Beringen de nieuwe sterfelijke gichtdrager geworden van
alles waar Mathijs Clercx als laatste gichtdrager is uitgestorven. Het gaat om
6,5 mud rogge op de molen van Coorsel toebehorend aan Frans Convents; 4 vat
koren op panden van Jan Vanden Kerckhoff in Coorsel en alles wat hier nog
sorteert. Willem kwam q.q. ter gichte met recht.
1605, 26 mei.
Folio 114v
Condities waarop
Michiel Giels een beemd zal verkopen gelegen in Oversel, grenzend Jan Put 1),
Bernaert Ceijssens 2), Henrick Janen 3), Huybrecht Houden 4), met hogen en
uitgang van de brandende kaars. Degene die de palmslag krijgt, zal voor zijn
"vromicheijt ende palmslach" een halve ducaat hebben. Nadat de koper
de palmslag ontvangen heeft, zal de koop in de kerk van Coorsel gepubliceerd
worden op een zondag na de hoogmis met vermelding van plaats en tijd waarop de
kaars zal ontstoken worden. De eerste koper mag dan zoveel hogen zetten als hem
belieft van telkens 2 gulden per hoge, te verdelen half en half tot profijt van
de hoger en van de verkoper. De koper en laatste hoger moet alle hogen,
palmslag, pontgelt, lijcop, godts penninck en andere gerechtskosten betalen,
met nog 2 gulden Brabants eens voor de klerk voor het schrijven van deze
condities. Rijst er een misverstand tijdens het bieden, dan zullen de aanwezige
mannen van het gerecht zonder bijkomende rechtsgang kunnen doen wat nodig is.
Mocht er iemand hogen die deze condities niet kan voldoen, dan zal de koop
opnieuw in de kerk afgeroepen worden en als blijkt dat na de kaarsbranding het
goed minder opbrengt dan ervoor, zullen alle kosten, schade, intrest op de persoon
die in gebreke bleef gevorderd worden en eventueel verhaald op zijn roerende of
onroerende goederen die daarvoor borg zullen staan. Op datum van gichten moet
de koper 100 gulden Brabants betalen of zoveel als de verkoper wenst. De
resterende koopsom mag de koper aan het pand laten staan tegen 6% jaarlijks. De
koper moet voor deze rente bijpand stellen. Deze rente zal in schijven mogen
afgelegd worden, 50 gulden per keer in courant geld. Hiervoor korten 3 gulden
Brabants jaarlijks. Aan het goed staan enkel grondcijns en dorpslasten.
Jan Geenen kreeg
de palmslag voor 400 rinsgulden courant geld en een halve ducaet voor de
huisvrouw van de verkoper. 150 gulden moet contant op de gicht voldaan worden
en verder zal Jan rente moeten betalen op 250 gulden. Godts penninck 1 gulden
BB, lijcop nae landtcoop. Actum 2 maart 1605 met als getuigen Cristiaen
Schepers, Jan de Winne, Cornelis Puts en Lenaerdt Jansen. Jan Geenen zette 20
hogen. Ondertekend door Aerdt Vanden Berge.
24 maart werd de
kaars ontstoken en Jan Geenen bleef koper zoals voorschreven is.
1605, 26 mei.
Folio 115v
Michiel Giels
draagt op tot behoef van Jan Geenen de beemd vermeld in de bovenstaande
conditie. Hij verklaart dat hij van alle hogen, lijcop voldaan is "waer
hije het recht van realiteijt opden voorschreven beempt wordt
gereserveert". De koopsom bedraagt 424 gulden met de kermis, waar op de
koper 74 gulden belooft te betalen. Pontpenningen 2 gulden 4 stuivers.
1605, 26 mei.
Folio 116
Jan Geenen
draagt op tot behoef van Michiel Giels het voorschreven stuk broek tot pand
voor 21 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op 24 maart en voor het eerst
in 1606. Deze rente staat te kwijten met 350 gulden Brabants. Jan Geenen draagt
als onderpand huis en hof op gelegen in Coorsel, grenzend Henrick Meijen
"hoeff" 1), Peeter Leelemans 2), de straat of "het Lanck
Ven" 3) en 4). Dit pand sorteert gedeeltelijk onder de Brabantse bank en
daarom zal Geenen het onderpand ook daar opdragen. Michiel Gils kwam met recht
ter gichte.
1605, 16 juni.
Folio 116v
Heer Lambrecht
Van Tiewinckel, pastoor van Berbroeck, heeft ontvangen 5 gulden jaarlijks
staande op panden van Henrick Everaerts in Schuelen; een beemd in Schuelen
grenzend "den Boeven Bampt" 1), "den Speckert" 2) en jonker
Jan Van Gelmen 3). Heer Lambrecht is als sterfelijke gichtdrager ter gichte
gekomen. (gichtdrager voor?)
1605, 16 juni.
Folio 117
Jan Roeberchs
heeft als kerkmeester van Berbroeck 9 roeden broek ontvangen gelegen int
Frasenbroeck, palend het convent van Everbode 1), de Laeck aan de andere
zijden. Jan werd de sterfelijke gichtdrager in naam van de kerk.
1605, 16 juni.
Folio 117
Geleijt genomen
door de meijer in de naam van de heer op renten en goederen toebehorend aan de
armen van Berbroeck.
Nadat de meier
met recht voldoende lang had geprocedeerd op goederen en renten toebehorend aan
de armen van Berbroeck omdat ze geen sterfeljke gichtdrager hadden gesteld na
de dood van Peeter Vanden Briel als laatste gichtdrager, wezen de schepenen de
zaak oud genoeg van genachten en conden aan de partijen tot het gelijt. Op de
geprefigeerde dag van geleijt verzocht de meier verder recht. Gezworen bode
Henrick Everaerts had de conde gedaan aan Aerdt Vanden Born als armenmeester,
maar deze verscheen niet. Daarop werd aan de meier hout en ris geleverd in een
teken van eigendom van de goederen en hij werd in de goederen gegicht met
recht.
1605, 06
oktober. Folio 126
Niclaes, Geert
en Catlijn Swinnen releveren het versterf dat hen na de dood van Willem Vanden
Roeij, hun oom, is aangekomen: huis en hof in Schuelen tegenover de kerk
gelegen; een goed op de Stap; "het Densbeempdeken"; "den Heroens
Bossch" aan de Heerbaen; "den Langen Beempt" en al wat hier nog
sorteert. Niclaes Swinnen kwam voor hem en voor zijn medegeringen ter gichte.
1605, 06
oktober. Folio 126
Cornelis
Reijnders draagt op tot behoef van Reijnder Tulleners 30 stuivers jaarlijks
zoals hij trekt op panden van Jan Van Nuffel onder Schuelen bij "Sint
Joris Huijsken" gelegen. Ze grenzen mr. Jan Alen, mr. Henric Alen en de
straat. Verder nog op "den Hasen Bempt", grenzend "den Gulden
Bodem", Claes Windelen en de straat. Voor 30 rinsgulden Brabants eens die
Giel ontvangen heeft, 1 ort godtspenninck, lijcop nae landtcoop. Reijnder
Tulleners kwam ter gichte en Gielis staat garant voor een goede gicht. (Gielis
is dus Cornelis...)
1605, 06
oktober. Folio 126v
Aerdt Frerix
draagt op tot behoef van Jan Van Schoenbeeck een goed gelegen op de Stap in
Schuelen, groot ongeveer 5 halster saeijens. Het grenst de straat 1), Servaes
Joupen 2), Jan Mercdens en Aerdt Gielis 3), Maria Geerts en Jan Van Buijlen 4).
Belast met 10 stuivers Brabants aan de legaten in Herck, brantschettinge 3
stuivers en 1 braspenninck grontchijns. Voor 14 rinsgulden, boven de lasten,
jaarlijks met valdag op Sint-Remigius en voor het eerst in 1606. Iedere gulden
daarvan kan met 18 rinsgulden Brabants geld gekweten worden en met rente naar
verloop van tijd en met betaling van alle kosten van recht. Jan moet onderpand
stellen voor 4 rinsgulden jaarlijks. Per jaar mag er 1 rinsgulden afgelegd worden,
maar vanaf 10 gulden jaarlijks nog te betalen zullen deze slechts in 1 keer
moeten gekweten worden tegen "den penninck 18" zoals voorschreven is.
Jan Van Schoenbeeck kwam met recht ter gichte.
Deze koop wordt
vernaderd. Zie verder in het register.
1605, 06
oktober. Folio 127
Jan Van
Schoenbeeck draagt op tot behoef van Aerdt Frerix het voorschreven stuk land
tot pand voor 10 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hierboven. Verder stelt
hij zijn huis en hof in Schuelen gelegen als pand voor de overige 4 rinsgulden.
Huis en hof grenzen Loich Gatis, Jan Luijten, Dierick Palmaerts en de straat.
Frerix moet alle onkosten betalen en daarvoor heeft hij van Jan een paard
ontvangen dat hij aan 25 rinsgulden kocht. Als de kosten kleiner zijn dan de
waarde van het paard, is dat tot profijt van Frerix. Lycop 3 gulden,
godtspenninck 11 oorden. Aerdt Frerix kwam met recht ter gichte. Dit is op 6
oktober 1606 vernaderd door Geert Coecx. Op 26 april 1607 kwijt Aerdt Frerix
Geert Coecx en zijn panden van deze rente. Hij is volledig voldaan van
hoetpenninck en verlopen. Geert kwam ter gichte.
1605, 06
oktober. Folio 127v
Aerdt Swijsen
handelt uit kracht van substitutie aan hem gegeven door Willem De Weert borger
van Diest gepasseerd voor notaris Dierick Fierens. Getuigen waren Gijs van Ham
en Willem Salomoons op 6 oktober 1605. Willem had procuratie vanwege Marike Van
Olmen dochter van Jacob Van Olmen. Swijsen draagt op tot behoef van Niclaes
Coenens een zille broek op de Laechbeempden gelegen, grenzend die Geet 1), de erfgenamen
van Lenaerdt Swarts 2), den Hesteren Beempt 3). Voor 85 rinsgulden Brabants
geld, lycop nae landtcoop. Claes kwam ter gichte.
Nota dit is in
het Brabants gegicht geweest.
1605, 20
oktober. Folio 128
De rentmeester,
in naam van de heer, draagt op tot behoef van Jacob Schats huis en hof in
Schuelen gelegen met alle andere erven daarbij behorend zoals de rentmeester ze
had ingewonnen omdat er geen pontgelt en hofrechten betaald waren. Jacob moet
de pontpenningen waarvoor het werd geëvinceerd betalen en de justitiekosten
daarop: 16 rinsgulden en 12,5 stuivers met nog 2 flessen wijn. De rentmeester
is voldaan. Jacob Schats kwam met recht ter gichte.
1605, 20
oktober. Folio 128
Tot behoef van
Mathees Menten draagt Jacob Schats een stuk land op gelegen in Schuelen,
genaamd "den Berbossch" Het grenst de straat 1), mr. Jan Van Gelmen
2), Jan Huveners 3) en Mathees voorschreven 4). Voor 400 rinsgulden Brabants
eens en aan Jacobs huisvrouw voor een kermis 31 rinsgulden. Hij betaalde met 35
dobbel ducaten. Goed is niet belast boven de grondcijns. Godts penninck 1
reael, lycop 6 rinsgulden. Mathees kwam met recht ter gichte.
1605, 20
oktober. Folio 128v
Jacob tSrijcken,
in de naam van de kinderen van Sebastiaen tSrijcken, ontvangt het versterf dat hen
is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Vuertken gelegen.
1605, 10
november. Folio 132v
De rentmeester
in de naam van de heer draagt op tot behoef van Mathees Hueveners 2 percelen
aan elkaar gelegen onder Schuelen, waarop vroeger 2 huizen plachten te staan,
Ze zijn gelegen aan de Roeijen Straet, naast het goed dat Mathees van de H.
Geest van Herck heeft. Het behoorde vroeger toe aan Marten Swillen. De
rentmeester had het goed ingewonnen wegens achterstal van betaling van 3 gulden
jaarlijks zoals de heer daarop trok. De Armen van Herck trekken op dit goed 6
vaten koren en pretenderen de oudste te zijn. Daarom is conditie, en Peeter
Menten als rentmeester van de H. Geest stemt daarmee in, dat Mathees 6 jaren
lang de helft van het koren zal betalen en ook de helft van de 3 rinsgulden.
Het eerste jaar zal 1606 zijn. Na verloop van die 6 jaren moet Mathees elk jaar
6 vaten koren en 3 rinsgulden betalen, dus vanaf 1612. Valdag telkens op
Sint-Andries. Matheus moet de kosten van evictie betalen: 30 stuivers. Mathees
Hueveners kwam op voorgaande conditie met recht ter gichte.
1605, 24
november. Folio 133v
Anna Moens
releveert het versterf dat haar via het testament van Dionijs Moens gemaakt
werd: "den Molenhoff" in Coorsel, 1,5 vat groot, grenzend Bast van
Hout 1), Joris Schepers 2), de straat 3); 7 gulden jaarlijks op panden van
Oriaen Oriaens; 3,5 gulden jaarlijks, de helft van 7 gulden jaarlijks, staande
op panden van Oriaen Oriaens voorschreven. Anna Moens kwam met recht ter
gichte.
1605, 15
december. Folio 135
Heer Lambrecht
van Tiewinckel als rectoir van het Sint-Joannesaltaar in Berbroeck is
gichtdrager geworden na de dood van Peeter Vande Briel. Heer Lambrecht kwam als
sterfelijke gichtdrager ter gichte.
1605, 15
december. Folio 135v
Niclaes, Catlijn
en Geert Swinnen releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van
Willem Vanden Roeij, hun oom: een stuk gelegen aan het huis in Schuelen,
grenzend de straat en hun eigen erf; een broek in de Zeelbeempden gelegen en al
wat hier verder sorteert en de helft van hetgeen Willem Joes of Van Roeij met
zijn vrouw Catlijn Van Dornick samen verkregen hebben. Niclaes kwam voor
zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte.
1605, 15
december. Folio 135v
Peeter
Kempeners, Thijs van Weerdt momber van zijn vrouw Dimpna Kempeners en Mathees
Quijnen releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Catlijn van
Dorne, hun "moeijen"(tante) die de echtgenote was van Willem Vanden
Roeij: de wederhelft van de goederen gespecificeerd in het voorgaande relief.
Mathees Quijnen kwam voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte.
1605, 29
december. Folio 136
Michiel
Palmaerts, uit kracht van procuratie vanwege Elisabeth Thomas aan hem gegeven
en hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van Dierick Palmaerts haar
aandeel van molens in Coorsel gelegen met de goederen die daarbij hoorden. Ze
heeft die vroeger verkregen van Marten Houwers. Voor 150 rinsgulden Brabants
eens voor zowel het Loonse als Brabantse gedeelte. Dierick kwam met recht ter gichte.
Procuratie van
11 augustus 1605 beschreven door notaris Henricus Torrekens van Diest en
getuigen Geeraert Van Thienen en Jaques Loomans van Antwerpen. Elisabeth Thomas
weduwe van Lambrecht van Tilborch, geassisteerd door haar zwagers Geeraert
Weijns met zijn vrouw Margriet Thomas, Franchois Wiggers met zijn vrouw Anna
Thomas, Jaques Vanden Bossch met zijn vrouw Dimpna Thomas en Wouter Quins
Wouters zoon met zijn vrouw Magdalena Van Gele, zijn allemaal dochters en
erfgenamen van Elisabeth Van Ijseren. Elisabeth was weduwe van haar eerste man
Cornelis Thomas en van haar laatste man Govaert van Gele, inwoner van Diest. Ze
hebben verklaard dat hun moeder tijdens haar leven haar deel heeft verkocht van
de watermolen gelegen in Coorsel aan Dierick Palmaerts inwoner van Herck. Ze
had dit zelf gekocht van Marten Houwers. Ze heeft haar koper haar deel in dit
goed laten gichten. Haar voorschreven kinderen stemmen in met deze verkoop en
gichte. Mocht deze koop niet goed verlopen zijn, dan machtigen de kinderen Peeter
Dalen en Gielis Palmaerts, inwoners van Herck, en mr. Aerdt Vanden Berge
inwoner van Beringen, elk apart, om de koper voor welk hof dan ook behoorlijk
te gichten en goeden met recht.
1606, 12
januari. Folio 140
Servaes Vanden
Put is sterfelijke gichtdrager geworden voor het klooster van Peer: aan Henrick
Hoecx 2 rinsgulden, Servaes Vanden Put 2 rinsgulden, Gielis Wouters cum suis 3
gulden en al wat hier nog sorteert. Servaes kwam als sterfelijke gichtdrager
ter gichte.
1606, 12
januari. Folio 140v
Marckt Korstens
met zijn echtgenote Anna Wijnen dragen op tot behoef van Marten Kenens een
dachmael broek onder Coorsel gelegen, grenzend de erfgenamen Henrick Luijten O,
de erfgenamen Niclaes Schuppen W, de straat N. In deze koop zijn nog meer
goederen verkocht sorterend in de Brabantse bank. Daarom wordt de verkoopprijs
voor dit goed gerekend op 25 rinsgulden boven de lasten. Godtspenninck 5,5
stuivers, lycop nae landtcoop en voor de echtgenote van Mercden 1 philips
daelder voor een kermis. Marten kwam ter gichte.
1606, 12
januari. Folio 143v
Joris Schepers
van Coorsel heeft gereleveerd het goed dat hem is aangekomen na de dood van
Anna Schepers en hetgeen dat aan hem werd overgegeven "over
houwelick": een stuk land genaamd "die Dellen", grenzend Jan Schepers
O, Heijl Dillen W en Joris voorschreven aan de overige 2 zijden.
"Bekennende den heer aent selve 1 penninck grontchijns". Hij kwam ter
gichte. Marge: nota pro domino.
1606, 26
januari. Folio 145
Franchois de
Spreemont en mr. Henrick Alen hebben aangebracht dat in juli voor hen als
schepenen van Herck Maria Coemans verscheen met haar man Michiel Menten,
instemmend. Ze heeft opgedragen tot behoef van haar dochter Dimpna Pentens, met
andere goederen gelegen in Herck, haar tocht van een stuk erf genaamd "den
Gulden Bodem", grenzend de straat 1), Gielis Coex 2), Jan Van Nuffel 3) en
Gielis Bruijnincx 4); nog "het Cleyn Roost" palend Jan Alen en Joris
Swijns met al wat hier nog mocht sorteren. Dimpna kwam ter gichte.
1606, 26
januari. Folio 145
Aerdt en Maria
vande Kerckhoff releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Jan
Vande Kerckhoff en Maria Persoens: 1 hofstad met een hofke in Worp gelegen,
grenzend Peeter Bogaerts, de straat, Wilbort Persoens. Maria en Aerdt kwamen
ter gichte.
1606, 26
januari. Folio 145v
Franchois de
Spreemont en mr. Henrick Alen, respectievelijk officier en schepen, brengen aan
dat voor hen op 10 januari 1606 binnen Hasselt gekomen is Elisabeth Paesmans
met haar verleende momber Peeter Becx en heeft opgedragen tot behoef van haar
zuster Catharina Paesmans, en staat tot haar behoef af haar kindsgedeelte waar
ook gelegen. Alles volgens de voorwaarden die gemaakt zijn in Hasselt tussen
Catharina voorschreven en het begijnhof, te vinden in het archief van het
begijnhof. Catharina Paesmans kwam ter gichte.
1606, 27
januari. Folio 147v
Cornelis Jannes
handelt uit kracht van procuratie op zijn persoon gegeven door Cornelis en
Pauwels Vander Staten als mombers van het Boomgasthuijse van Diest. De
registratie van de procuratie volgt hierna. Jannes draagt op en kwijt Aerdt
Frerix en zijn panden van 3 rinsgulden en 11,5 stuivers jaarlijks zoals het
gasthuis op zijn panden trok. De hootpenningen en verlopen werden voldaan.
Aerdt Frerix kwam ter gichte.
Procuratie
"irrevocabel". De burgemeesters en de raad van de stad Diest
attesteren dat voor hen op 5 januari 1606 meester Cornelis en Pouwels Vander
Straten verschenen als mombers en meester van het Boomgasthuijse. Ze hebben
geconstitueert en speciale last en procuratie gegeven onwederroepelijk aan
Cornelis Jannes van Lumpmen om voor de schepenen ten Loons recht en meier van
Lumpmen te verschijnen en in hun naam een rente te kwijten van 3 gulden 11,5
stuivers erfelijk staande op een stuk broek geheten "die Plesse" gelegen
in Schuelen. Het behoort toe aan Aerdt Frerix. Hij moet de rente en de verlopen
op het register behoorlijk casseren tot ontlasting van Aerdt en zijn panden. Op
deze verklaring werd het zegel van de stad Diest gedrukt en het werd
ondertekend door Peeter Van Lille. (in deze gichte blijkt dat
"twelffdalven" het bedrag 11,5 is)
1606, 09
februari. Folio 148v
Goris, Henrick
en Cristina Wellens releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van
hun ouders: het vierdedeel van een beemd gelegen onder Coorsel in Oversel,
waarvan Jan Tijs de 3 overige delen in zijn bezit heeft. Goris kwam voor
zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte.
1606, 09
februari. Folio 148v
Peeter Ceijsens
draagt op tot behoef van Henrick Kenens goed gelegen in Coorsel onder Castel,
genaamd "die Blueckmannen". De "Grooten Blueckmannen"
grenst tsheeren straet 1), Jan Van Ham aan 2 zijden. De andere grenzend
tsheeren aerdt 1), Jan Van Ham 2), Gielis Wouters 3) en de Veltstraet 4). Voor
320 rinsgulden Brabants eens volgens de onderstaande condities. Godts penninck
11 stuivers 1 ort, lijcop nae landtcoop. Henric Kenens is met recht tot de
gicht gekomen. Aan dit goed is een Brabantse uijtfanck mee verkocht en die
wordt gerekend op 4 rinsgulden.
Conditie. Op 31
januari 1606 verscheen Peeter Ceijsens om 2 stukken land te verkopen in Castel
onder Coorsel gelegen, genaamd "die Blueckmannen". De koop zal
gebeuren met hogen en palmslag en uitgaan van de brandende kaars. De palmslag
zal 6 gulden Brabants bedragen. Iedere hoge geldt 2 gulden BB: de helft voor de
koper en de helft voor de verkoper. Degene die de palmslag krijgt, zal zoveel
hogen mogen zetten als hij wilt voor een ander mag hogen. De uiteindelijke
koper zal op de dag van gichten 200 gulden met de kermis en de hogen moeten
betalen. Kan de koper op de dag van verjaren de resterende 100 gulden niet
betalen, dan moet hij 6 rinsgulden jaarlijks op het goed laten gichten die
terugbetaalbaar zijn met 100 gulden lopende "paeij". Niet belast
boven 1 blanc heeren cijns en schattingen.
Door dit goed moet
een stuk "wegen" (weg hebben) toebehorend aan Gielis Wouters.
Henric Kenens
stelde 300 gulden BB, de gulden aan 20 stuivers, en acht gulden voor een kermis
voor de huisvrouw van de verkoper. Henric ontving ervoor de palmslag en zette
12 hogen. Lijcop nae landtcoop, godtspenninck 11 stuivers 1 ort.
De kaars werd
ontstoken en gebannen en de koop bleef aan Henric Kenens voor de voorschreven
som.
Op 10 april 1608
bracht schepen Jan Beckers aan dat Peeter Ceijsens aan hem meedeelde dat hij
volledig van deze koop was voldaan.
1606, 09 maart.
Folio 150(1)v
Henrick Convents
draagt op tot behoef van Jan Van Postel een stuk broek in Oversel gelegen,
grenzend Jan Van Postel voorschreven 1), Valentijn Claes 2), Bartholomees
Smeets 3) en "het Hemelrijck" 4). Voor 140 rinsgulden Brabants eens.
40 gulden betalen bij het gichten en de resterende 100 gulden op de dag van
voljaren of om van die dag af aan het goed te gelden 6 rinsgulden jaarlijks.
Het is verder nog enkel belast met de grondcijns. Godtspenninck 20 stuivers,
lycop nae landtcoop. Jan Van Postel kwam met recht ter gichte.
1606, 09 maart.
Folio 154
Geleijt door de
rentmeester in de naam van de heer op de gemeijnte van Stal in Coorsel.
Nadat de
rentmeester in de naam van de heer zolang voor het recht had geproduceerd op de
gemeijnte van Stal onder Coorsel omdat er geen grondcijns werd betaald, was de
zaak oud genoeg van genachte en beslisten de schepenen om hun
"voirgenger" te condigen tegen het geleijt van de panden. Op 9 maart
1696, de geprefigeerde dach van geleijt, op de ordinaris dach van recht,
verscheen de rentmeester en hij verzocht verder recht in naam van de heer.
Gezworen bode Jan Pelsers in Coorsel attesteerde onder eed dat hij als
betrokken partij becond en bedaagd had tegen vandaag en de voorgaande keren:
Jaspar Ceijsens als burgemeester en voorganger van de gemeijnte van Stal met
belasting om verder aan de gemijnte te intimeren. Er verscheen geen enkele maal
iemand van de gemeente om de besproken panden te beschudden of om zich te verdedigen.
De officier verleende hierop aan de rentmeester in de naam van de heer hout en
risch in een teken van eigendom en hij werd gegicht en gegoed met alle punten
van recht. De schepenen wezen de eerste afruiming aan de gebruikers te condigen
op een boete van 7 schellingen.
1606, 06 april.
Folio 157
Aerdt Convents,
uit kracht van de onderstaande constitutie, draagt op tot behoef van Henrick
Valentijns 1,5 vat land in Stal onder Coorsel gelegen. Het grenst Henrick
Valentijns O, W de erfgenamen van Jan Gielis, tsheeren straet Z. Het goed maakt
deel uit van een grotere koop sorterend in de Brabantse bank voor 125
rinsgulden. Lijcoop nae landtcoop, godtspenninck 30 stuivers. Henrick kwam met
recht ter gichte.
Procuratie. 9
maart 1606 verscheen voor scholtet en schepenen van de justitie en vrijheid
Rummen Gielis Winters, medeschepen, die mits instemming van zijn echtgenote
Maria Valentijns volmacht geeft en afvaardigt Aerdt Convents, zijn afwezige
zwager, die momenteel in Stalle woont onder Coorsel. Hij mag in naam van Gielis
voor de juiste justitie een goed gichten met een schuur gelegen in Stal onder
Coorsel, grenzend Henrick Valentijns aan 2 zijden, tsheeren straet 3) en Jan
Gielis 4) aan Henrick Valentijns, zijn andere zwager. Hij machtigt tevens zijn
zwager Covents om al zijn zaken in Coorsel te behartigen: geld ontvangen
volgens contracten, pachten optrekken en goederen verhuren. Onder stond:
Matheus Bollis schepen der vrijheijt Rummen door bevel van de medeschepenen.
1606, 06 april.
Folio 159v
Vincent Spralants
heeft in naam van de heer Robrecht Prijs als recor van het altaar van Ons Lieve
Vrouw in Beringen de renten ontvangen die dit altaar hier heeft: 14 vat koren
op panden van Frans Convents in Coorsel; 2 gulden op panden van Peeter Stevens
en al wat nog onder deze bank mocht vallen. Vincent kwam in de naam
voorschreven ter gichte.
1606, 27 april.
Folio 160
38 stuivers.
Aerdt Frerix
draagt op tot behoef van Jan Hueveners een sille broek in Schuelen in de Langen
Donck gelegen. De gehelen "Langen Donck" grenst Jaspar Van
Schoenbeeck 1), mr. Jan Van Gelmen 2), meester Jan Alenus 3) en meester
Lambrecht Van Stapel 4). Voor 38 rinsgulden Brabants eens. Niet belast boven de
cijns. Godtspenninck een halve reael, lijcop 30 stuivers. Jan Hueveners is met
recht ter gichte gekomen.
1606, 15 juni.
Folio 163
Pontpenningen 24
stuivers 1 blanck.
Henrick Kenens
en Jan Beckers brengen aan dat voor hen als schepenen Joris Schepers opgedragen
heeft tot behoef van Hans Mertens een broek in Coorsel omtrent die Breedocnk
gelegen. Het grenst de pastorije 1), Brigida van Haudt 2) en tsheeren straet
3). Voor 22 gulden Brabants eens en 1 philips daelder voor een kermis
voor de vrouw van de verkoper. Belast met 3 rinsgulden aan de armen van Coorsel
en de cijns. Hans Mertens is ter gichte gekomen.
1606, 15 juni.
Folio 163v
Pontpenningen 57
stuivers. Vincent Pontmans draagt op tot behoef van Henrick Vaes huis en hof in
Schuelen gelegen, grenzend Aerdt Giels 1), de straat 2), Gielis Coecx 3) en mr.
Henrick Neven 4) en al zijn andere goederen als pand voor 4 rinsgulden Brabants
jaarlijks, die te kwijten staan met 57 rinsgulden en 5 stuivers Brabants.
Valdag half maart en voor het eerst in 1607 op half maart. Lijcop nae
landtcoop, godtspenninck 1 blanc. Hernrick Vaes is ter gichte gekomen.
1606, 15 juni.
Folio 163v
Jan Vossch en
Geert Coecx als momber van zijn vrouw Anna Vossch releveren het versterf dat
hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een mud rogge jaarlijks staande op
panden onder Schuelen gelegen en toebehorend aan enige lieden in Zoonhoven
wonend. Ze kwamen ter gichte.
1606, 06 juli.
Folio 164v
Peeter Menten,
"zindicus" van de H.Geest van Herck en met gevolg van het koor daar
draagt op tot behoef van Mr. Henrick Alen een stuk broek in "de Seger
Stuck" gelegen, grenzend de Demer 1), de abt van Everbuer 2), Mathijs
Hoeffmans 3) en Jan Van Buijlen met "eenen beck" 4). Draagt nog op
een zil int Frasebroeck gelegen, 2 roeijen in het zelfde broek gelegen,
allemaal samen voor 7 vat koren die de armen daarop trekken. Alen zal genieten
"erf fractie" en moderatie zoals andere H. Geest rentieren, hetzij
door inudatie of op een andere manier. Meester Henrick is met recht ter gichten
komen dragende het voorschrevene op als pand voor de 7 vaten koren. Mogelijk
moet hij in Herck onderpand stellen volgens het landrecht.
1606, 06 juli.
Folio 165
Peeter
Cloclijers, volgens het hierna geregistreerde contract gemaakt tussen hem en
Geert Huyben betreffende het testament van Agneta Kemps, staat zijn rechten
vanwege het testament af aan Geert Huijben mits deze hem de som van 14
rinsgulden en 10 stuivers Brabants eens geeft. Geert kwam ter gichte.
Contract. Op 16
juni 1606 verschenen voor Mathijs Hoefmans, Peeter Moens en Willem Geerts van
Schuelen de partijen Peeter Clocluijers en Geert Huijben. Ze verklaren dat ze
minnelijk onder elkaar geregeld hebben hun geschil betreffende de nalatenschap
gemaakt via het testament van Agneta Kempen. Elk zal tot nu toe gemaakte kosten
zelf dragen, gemaakt voor de schepenen van Vliermael en die van Lumpmen. Geert
zal al de goederen die hem en de dochter van zijn huisvrouw in dat testament
werden gemaakt nu en eeuwig mogen gebruiken zoals zijn patrimoniegoed op
voorwaarde dat hij aan Peeter aanstonds 14 rinsgulden en 10 stuivers Brabants
eens zal betalen. Ondertekend door Peeter Clocluijers, met een merk en
daaronder stond: "ick als getuijgen hier toe geroepen. Ita est Heer
Geeraert Wellens alias tSanen."
1606, 06 juli.
Folio 166
Pontpenningen 3 gulden 15 stuivers.
Jaspar Van
Schoenbeeck heeft een perceel broek opgedragen genaamd "het
Sluijsken", omtrent een half boender groot. Het behoorde eerder toe aan de
kinderen van Jan Alen en Catlijn Van Doninck. Het grenst Joannes Alenus
erfgenamen 1), Jan Hueveners' "Lange Doncken" 2), "die Nieu
Vloet" 3) en de Laeck 4). Draagt het op tot behoef van Peeter Menten als
pand en onderpand voor 5 gulden Brabants kwijtrente, elk jaar te betalen op
St.-Jan Baptistendag in juni vanaf 1607. Hij heeft ervoor 75 gulden Brabants
ontvangen en met deze som kan ze ook afbetaald worden in gangbaar geld als alle
intresten afbetaald zijn. Het goed is enkel belast aan de kerk van Westherck
met 2 rinsgulden Brabants kwijtrente en een halve stuiver grondcijns. Jaspar
staat met al zijn hebben en houden garant voor een goede gichte. Bij gehele of
gedeeltelijke achterstand in de betaling, ook in geval van heirkracht of
overstroming, zal de koper Peeter Menten of zijn nakomelingen met één conde van
14 dagen kunnen komen tot het geleijt, gichte en rijs van de voorschreven
hypotheek. Lijcop 27,5 stuivers, godts penninck een halve reael. Peeter kwam
ter gichte en Jaspar ontving zijn geld.
1606, 07
september. Folio 167v
Gielis
Reijnders, kerkmeester van Berbroeck legt een akte neer. Op 16 augustus 1606
verschenen Heer Lambrecht van Tiewinckel, pastoor, en Gielis Reijnders,
tegenwoordig kerkmeester van Berbroek, voor recht. Ze trokken een vat
kennepzaad en anderhalve grooten op de panden van Joannes Aleni zaliger. Er
waren problemen over omdat ze geen hypotheek noch regenoten konden voorleggen.
Daarom kwijten pastoor en kerkmeester de panden van Jan Aleni zaliger van een
vat kennepzaad en van anderhalve grooten vermits ze ervoor van de weduwe van
Alenus, Jenneke Cristiani, twintig rinsgulden Brabants ontvangen hebben, in
geld zoals het in de stad Herck zijn loopt heeft. Om de kwijting te ontvangen
heeft de weduwe meester Henrick Alen en Henrick zijn zoon afgevaardigd. Daarop
kwijt Gielis Reijnders de panden van de voorschreven rente. Hij heeft belooft
dat hij het ontvangen geld weer zal beleggen in tsGroots Hoff tot behoef van de
kerk. Meester Henrick Alen kwam in de naam van Jenneke Christiani ter gichte.
1606, 07
december. Folio 173v
Elisabeth
Hootselen, met haar geassumeerde momber Peeter Aerdts, draagt op tot behoef van
Jan Thonis van Peer als man en momber van Anna Loichs haar rechten op tot de
goederen van Jan Dingenen zaliger waar die ook mogen gelegen zijn, in Molem of
elders. Ze doet dit "uut oirsaecken ende redenen haer moverende". Jan
kwam met recht ter gichte.
1606, 13 december.
Folio 173v
Lenaerdt Van
Obbel, als kerkmeester van Lumpmen, heeft het legaat ontvangen dat Maria
Windelen via testament aan de kerk gemaakt heeft. Dit testament werd heden voor
deze schepenbank geproefd. Het gaat om 1 goudgulden staande op panden van Jan
de Wever in Schuelen. Lenaerdt kwam in de naam van de kerk ter gichte.
1607, 01
februari. Folio 179v
Pontpenningen 2
gulden 5 stuivers.
Odilia Beckers
alias Huijbrechts met haar door het recht geassumeerde momber, uit kracht van
constitutie, hierna geregistreerd, door Maria Ridders draagt op tot behoef van
Jan Valentijns anderhalf dachmael broek onder Coorsel gelegen. Het grenst
Heyloff Dillen O, "des Heijlgeest beempdekens" W, de Broeckstraet Z.
Voor 90 rinsgulden Brabants eens. Ze had het geld nog niet ontvangen. Het is
onbelast met uitzondering van grondcijns. Godtspenninck 1,5 stuivers, lijcop
nae landtcoop. Jan Valentijn kwam ter gichte. Het sorteert half in de Brabantse
bank en daarom wordt hier het pontgeld betaald voor de helft, 2 gulden 5 stuivers.
Constitutie.
Wij Jan Van
Duijnen Loeijens, Adriaen Diericxs schepenen in Leerdam verklaren dat voor hen
de weduwe Marike Ridders verscheen, wonend met haar twee dochters binnen de
stad van Leerdam. Ze verscheen met haar gekozen voogd Adriaen Dierix, borger
van deze stad, voor deze akte omdat ze weduwe was van mr. Huijbrecht Beckers.
Ze maakte machtig en constitueerde mits deze haar twee dochters, met namen
Dileken en Susanneke Huybrechts "geprocreert" door mr. Huybrecht
Backers als voor. Ze mogen in haar naam in het land van Luijck, zowel binnen
Beringen als in Coorsel in het land van Lummen, of in Brabant huren en renten
innen, goederen verkopen, schulden invorderen, kwijting geven enz. alsof Maria
Ridders zelf zou aanwezig zijn. De schepenen zegelden de akte op 25 juni 1606
stilo veteri met twee zegels in groene was in presentie van de secretaris G.
Van Diemen.
1607, 15
februari. Folio 180v
Peeter Aerdts,
uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Jan Thonis, hierna
geregistreerd, draagt op tot behoef van Henrick Hoetselen: A) een stuk land aan
"de Knoeps Eijck" gelegen, genaamd "het Berch Bloeck",
grenzend Jan Aerdts 1), die kaerbane 2), Henrick voorschreven 3) en "die
Kentens Eerde" 4); B) de helft van een stuk land op den Langenwech waarvan
Quinten Reynders de wederhelft heeft aan de zuidzijde en Henrick aan de
noordzijde. Het geheel goed grenst "de Veltstraet" 1), Jan Dries 2),
Jan Korstens en Jan Oems 3); C) een sille broek op " 't Bauwendonck"
gelegen, grenzend Lambrecht Aerdts 1), Geert Martens 2), Mathees Aerdts 3),
Henric Spuens en Henric Alen 4); D) "den Halven Cuijpers Hoff" in
Molem waar Quinten Reynders de wederhelft van heeft. De hele hof grenst Aerdt
Reynders 1), "het Waswater" 2), de straat 3) en de erfgenamen Cornielis
Willekens 4); E) de helft van een goed genaamd "het Lindekens" waar
Peeter Lemmens vanwege zijn vrouw de wederhelft van heeft aan de noordzijde
gelegen. Omdat in de procuratie geen spraak is van de halve Cuypers Hoff en van
de helft van het Lindekens, heeft Henric verklaard dat de stukken deel uitmaken
van eenzelfde koop. Totale koopsom bedraagt 80 rinsgulden Brabants boven lasten
en Jan Thonis' huisvrouw krijgt 2 gulden 11 stuivers als een kermis en nog 18
stuivers 1 oort Brabants van hoefrechten die Jan Thonis in de ontvangst van
zijn gicht van Elisabeth Hoetselen schuldig was. Godts penninck 1,5 stuivers,
lycop nae landtcoop. Henric kwam ter gichte.
Procuratie.
Copij uit het schepenregister van de stad Peer.
Op 29 januari 1607
verschenen voor de justitie van Peer Jan Thonis alias Quintens en Anneken
Loichs zijn wettige vrouw, die in Peer wonen. Ze hebben samen geconstitueert en
onwederroepelijk machtig gemaakt Peeter Aerdts secretaris van de Loonse
justitie in Lumpmen, die in Lumpmen woont, om in hun naam te ontgoeden en te
ontgichten twee stukken land die zij onder die justitie daar liggen hebben in
Molem. Het ene stuk heet "den Langen wech" omtrent een "knoops
eijck" op den Molemschen Berch en het ander stuk "die Halff Schomme"
binnen Molem bij het Lindekens Velt. Verder gaat het nog om een zille broek opt
Baendonck gelegen zoals de registers verder zullen uitwijzen. Aerdts moet deze
stukken land en de bemd opdragen en gichten aan hun neef Henric Hoetselen die
in Lummen woont. Ondertekend door Giel Schoeffkens secretaris van de justitie
van Peer.
1607, 02 maart.
Folio 184
Nadat Cornelis
Luekens tot behoef van Henrick Van Hengel huis en hof in Schuelen aan de kerk
opgedragen had en Cornelis daarna het goed in de naam van zijn kinderen had
"genamptiseert" tussen halm en heer om het goed te approximeren
(vernaderen), heeft Henrick daarmee ingestemd. Het goed gaat dus terug naar
Cornelis mits deze de kosten zoals lijcop terugbetaalt aan Henrick. Cornelis
kwam weer ter gichte en hij belooft dat hij Gielis Cox zal ontlasten van het
onderpand dat deze voor hem heeft gesteld in de tijd dat hij dit huis en hof
gekocht heeft.
1607, 29 maart.
Folio 184v
Franchois
Spreemont en mr. Henrick Alen, respectievelijk officier en schepen, hebben een
gichte aangebracht die voor hen gepasseerd is. Op 12 februari 1607 draagt
Peeter Geerts tot behoef van Jan Bleuckmans, zijn schoonzoon (behout soens),
huis en hof met aanhang op zoals hij met brandende kaars verkregen heeft tegen
het kind van Vincent Van Buijlen en Elisabeth Geerts. Voor de lasten zoals hij
die zelf ontvangen heeft, met uitzondering van 10 rinsgulden Brabants jaarlijks
die hij zelf al heeft afgekweten aan de eerwaarde vrouwe en
"prelatersse" van Rottom. Deze 10 gulden zullen Bluecmans helpen
zodat hij de andere lasten kan betalen. Bij het verkrijgen van deze goederen
heeft Peeter Geerts aan het kind of haar representanten tot verzekering een
onderpand moeten stellen dat in Schuelen gelegen is. Na de dood van Peter en
zijn echtgenote zal dit onderpand toevallen aan Jan Bleucmans en daarom
transporteert hij het nu aan hem, met reserve van zijn vruchtgebruik. Na de
dood van Geerts moet Bleucmans aan de pastoor van Schuelen jaarlijks 5 stuivers
geven en aan het kerkfabriek 15 stuivers jaarlijks om respectievelijk zijn
zondagsgebed te laten doen en "commemoratie der defuncten gehouden te
worden". Dit is een strikte voorwaarde en als deze publicaties niet
gebeuren, spelen ze deze 5 stuivers kwijt en vallen deze toe aan de armen van
Schulen. Deze last staat te kwijten met 20 gulden lopend geld. Jan Bleucmans
kwam ter gichte.
Op 8 juni 1628
kwijt Aerdt Stapparts kerkmeester van Schuelen deze panden, die nu toebehoren
aan Marie Pauwels dochter van Reijnder, van deze 20 stuivers jaarlijks zoals de
kerk erop trok. Hij ontving het kapitaal en de verlopen.
1607, 29 maart.
Folio 185v
Scheiding en
deling tusen de kinderen van Willem Wijgaerts en Dimpna Meerhouts, namelijk
Henrick, Jan en Anna Wijgaerts.
Aan Henrick
Wijgaerts viel: 1) een beem onder Schuelen aan de Haex Brugge gelegen, waarin
Peeter Menten het vierde part heeft vanwege zijn huisvrouw. Deze beemd grenst
Adriaen Minbiers, Jacobs Schats, die Crieckels Laeck en den Molewech. 2) 3,5
vat saeijens in een stuk land genaamd "die Wolffs Kele" waarin Jan
Wijgaerts 3 vat land zijn toegedeeld. 3) "den Sterffpierinck" en 1
gulden in (niet aangevuld)
Jan Wijgaerts
kreeg: 3 vat land in "de Wolffs Kele"; de helft van een stuk broek
genaamd "het Schaveij", grenzend Peeter Aerdts, Gielis Coecx en de
Laeck; 5 rinsgulden jaarlijks onder Wijer op panden van Aerdt Wijgaerts.
Henrick Van
Heerl als momber van zijn huisvrouw Anna Wijgaerts is gevallen de wederhelft
van het voorschreven "Schaveij"; "het Conijnen Veldeken" in
Schuelen gelegen, grenzend de straat, Jan Leijten; 3 rinsgulden en 13 stuivers
jaarlijks op panden van Bernaert Van Sassenbroeck.
1607, 29 maart.
Folio 186
Jan Van Herck
draagt op tot behoef van Bernaert Ceijsens 11 stuivers jaarlijks uit een rente
van 2 rinsgulden 15 stuivers jaarlijks staande aan panden van Huijbrecht Houben
in Coorsel: een stuk broek genaamd "den Meijgoer", grenzend Jan
beckers 1), des heeren straet 2) en de schans 3). Voor 8 rinsgulden Brabants
eens en 10 stuivers. Bernaert Cerijsens kwam ter gichte.
1607, 29 maart.
Folio 186
Pontgeld 2
gulden 4 stuivers.
Mathijs Claes
draagt op aan Bernaert Ceijsens 2 rinsgulden en 4 stuivers jaarlijks, uit de
voorgaande rente. Dat maakt dus samen 2 gulden 15 stuivers. Voor 44 rinsgulden
Brabants. Godspenninck een halve reael. Mathijs belooft garantie voor een goede
gichte. Bernaert kwam ter gichte.
1607, 19 april.
Folio 187
Jacob Van Heerl,
uit kracht van de hierna geregistreerde procuratie aan hem gegeven door Wilbort
Vanden Eijnde, draagt op tot behoef van Jan Celen een wijer genaamd "het Vosselen",
grenzend de erfgenamen Jan Boeijen 1), de gemeente in 2 zijden en "den
Varewech" 4). Deze wijer is verkocht met nog andere wijers die lenen zijn
onder onze heer. Hij wordt gerekend op 40 rinsgulden, godspenninck een halve
reael, lijcop nae landtcoop. Jan Celen is met recht ter gichte gekomen.
Procuratie.
Wilbort Vandeneijnde verscheen bij de notaris. Hij woont tegenwoordig in de
grote toren van het huis Vander Horst onder de parochie van Sint-Peeters Rode.
Hij constitueert en maakt machtig Jacob Van Heerl alias Brugmans, schepen van
de Brabantse bank van Lumpmen, om in zijn naam op te dragen, te goeden en te
gichten, te erven en de eed te ontslaan in 3 percelen wijers gelegen onder het
dorp Lumpmen. Ze zijn gedeeltelijk leen en gedeeltelijk cijnsgoed "onder
den heere des dorps ter plaetse genaempt Gestel". Opdragen aan Jan Celen
en zijn nakomelingen. Ze zijn vrij van alle commeren en enkel de ene wijer
geldt een oord heeren cijns. Voor de rest is er nog een last van 20 stuivers
erfelijk aan de anniversarien van Beringen. Al wat Jacob Van Heerl doet, is
goed gedaan. 15 mei 1604 ten huize van Wilbort in presentie van Peeter van
Momdorp en Rombout Duermans. Joannes Duermans, notaris.
1607, 26 april.
Folio 189v
Aerdt Frerix draagt
op tot behoef van Mathijs Peeters een stuk broek genaamd "die
Plessche" grenzend de Laeck 1), Jan Van Gelmen 2), "den Spuijen
Dijck" 3) en Thijs Peeters voorschreven 4), voor 120 rinsgulden Brabants
en aan de huisvrouw van de verkoper 8,5 rinsgulden voor een kermis. Voor deze
som heeft Mathijs Peeters aan Aerd Frerix in Spalbeeck 20 stuivers jaarlijks
gegicht voor 20 rinsgulden en voor de 100 gulden zal Mathijs aan Aerd jaarlijks
6 rinsgulden gelden. Deze staan te kwijten met 100 rinsgulden lopend geld.
Aerdt garandeert dat het goed slechts belast is met cijns en 1 alde groot aan
de kerk van Schuelen. Godtspenninck een halve reael, lijcop 30 stuivers.
Mathijs kwam ter gichte.
1607, 26 april.
Folio 190
Mathijs Peeters
heeft tot behoef van Aerdt Frerix het bovenstaande stuk broek opgedragen en
daarbij een goed dat daarnaast ligt tot pand voor 6 rinsgulden jaarlijks, te
kwijten met 100 rinsgulden "lopende paeij" en met rente naar verloop
van tijd. Aerdt Frerix kwam ter gichte met recht.
1607, 02 mei. Folio
190
Peeter Menten
van Herck heeft ontvangen het versterf dat Anna Prijs de moeder van zijn
huisvrouw, Thomas Prijs en Margriet Van Ham is aangekomen na de dood van
Genoveva van Ham, waar Oriaen Porters onlangs als tochter is uitgestorven. Het
gaat om een perceel broek genaamd "den Smoutbampt", grenzend den
commandeur van Bernesum 1), de H. Geest van Herck 2), de erfgenamen Peeter de
Wuest 3) en de "Colen Herck" 4); nog een half bonder land opt
Bruijninx Velt waartegen Aerdt Wilsens een half bonder heeft; nog een stuk
broek in Schuelen omtrent de schans gelegen genaamd "den
Cruijtbeempt"(?); nog een half bonder land op den Belick grenzend het
convent van Herckenroeij 1), het gasthuis van Herck 2), Peeter Menten 3) en de
straat 4). Peeter Menten kwam in de naam van de moeder van zijn vrouw en haar
metgeringen ter gichte met recht.
1607, 02 mei.
Folio 190v
Marge: "is
in de laethof vande Heijlichijt".
Peeter Menten
voorschreven heeft ontvangen in de naam van de kerk van Herck het goed dat de
kerk is gemaakt via testament van Genoveva Van Ham en Oriaen Porters: een stuk
beemd bij Dalem gelegen, grenzend de Groot Herck 1), de Cleijn Herck 2), de
straat 3). Peeter Menten kwam in de naam van de kerk ter gichten.
1607, 04 mei.
Folio 190v
Peeter Cornelis,
voor zichzelf en voor zijn broeders Gielis en Jan en zijn zuster Brigida
Cornelis heeft ontvangen de nalatenschap na de dood van Catharina Geerts hun
nicht: een stuk land in Castel onder Coorsel gelegen, grenzend Jan Claes 1),
Wouter Roesboems 2), de Veltstraet 3) en de Winterbeeck 4); een beemdje
grenzend Valentijn Claes 1), Mathijs Weerts 2), de Winterbeeck 3) en de
voorschreven kinderen 4); een stuk land aan het huis gelegen, palend Jan
Hultermans 1), Jan Kenens erfgenamen 2), de Brabantse uutfanck 3); een hoeve
met een schaapstal daar tegenover staande en wat hier nog mocht sorteren. Ze
kwamen ter gichte.
1607, 23 april.
Folio 191
Marge: is
betaelt
In presentie van
de wetten werd op bovenstaande datum een rekening van Aerdt Swijsen
overgegeven, overzien en opgeteld. Het resultaat was dat de voorschreven
Swijsen aan de gemeente 186 gulden zou vinden en aan die van Coorsel 92 gulden
2 stuivers. De rentmeester Aerdt Swijsen zei bovendien dat hij voor de gemeente
nog 281 gulden 5 stuivers heeft uitgegeven (verleet). Samen gaat het om 467
gulden 5 stuivers die onze gemeente hem schuldig blijft en die binnen het jaar
moet terugbetaald worden met een rente van 7%. Indien niet tijdig wordt
betaald, zal de gemeente met het gehele corpus moeten garant staan en hypotheek
doen. Het uitgegeven geld werd gebruikt om te betalen "alsulcke penningen
als hare hoicheden van Brabant sijn geaccordeert voir het confirmatie des
landts previlegien". Opgemaakt in presentie van de drij justiciën en
gezworenen en ondertekend door Peeter Aerdts secretaris van de Loonse
schepenbank en Johan Lijnen secretaris van de Brabantse bank, Spreemont Loons
meier, Wouter Vanden Vinne Brabants meier.
1607, 10 mei.
Folio 191v
Meester Henrick
Op Straet als afgevaardigde van mr. Jan en joffr. Cornelia Meerhouts heeft
opgedragen tot behoef van Frans Stappaerts een hof gelegen in Schuelen, genaamd
"den Schuer Hoff", grenzend Huijbrecht Wouters 1), huis en hof van
hetzelfde goed 2), de straat 3); "den Langen Hoff" palend huis en hof
voorschreven 1), Peeter Menten 2), "den Boonhoff" 3) en de straat 4);
een stuk land met een heide aan de Manen Straet grenzend Jan Lemmens 1), Willem
Vanden Roeij erfgenamen 2), mr. Robeert Van Elsrack 3) en de straat 4);
"den Backhuijs Hoff" palend Peeter Menten 1), mr. Jan Neven erfgenamen
2), Jan Stas 3) en de straat 4); 8 roeijen broek in de Zeelbeempden genaamd
"den Poel", grenzend Jacob Schats 1), Jan Fries 2), Helena Taelmans
3); een "stege" aan den Stap gelegen waarvan jaarlijks aan de legaten
in Herck moet betaald worden 10 stuivers omdat die daarvoor in erfcijns is
genomen. Deze goederen zijn, samen met andere sorterend onder diverse hoven,
verkocht. Het gedeelte dat hier sorteert wordt geschat op 720 rinsgulden
Brabants eens boven de volgende lasten: 6 halsters koren aan de armen van
Herck, des heeren chijns. De koopsom werd voor de helft betaald op de gicht en
de andere helft moet betaald worden voor de verjaardag. Lijcop nae landtcoop,
goedts penninck 11 stuivers 1 ort. Frans kwam met recht ter gichte.
Constitutie.
Burgemeesters, schepenen en de raad van de stad Culenborch doen cond dat voor
hen op 5 januari 1607 joffr. Maria Zeebrechs weduwe "ende
bodelhauster" verscheen als vruchtgebruikster van haar man mr. Liebrecht
Meerhouts zaliger. Er werd haar door het recht een momber verleend en daarnaast
waren aanwezig mr. Jan Meerhouts en jofr. Cornelia Meerhouts, ook met een
toegekende momber, als erfgenamen van de voorschreven mr. Liebrecht Meerhouts,
hun vader. Ze machtigen en vaardigen af Henrick Op Straet, hun neef, en hun neef
Huijbrecht Vaes om in hun naam de goederen, landen en renten te verhandelen die
zij omtrent Herck en Donck op het Roeijervelt, Halbeecker Velt, Roeijerbroeck,
opden Belick, Bruijninx Velt, Schuelen en elders in die buurt hebben liggen en
die zijn afgekomen van mr. Liebrecht voorschreven en van hun aandeel in de
nalatenschap van zijn broer mr. Liebrecht Vander Molen. De afgevaardigden mogen
handelen in naam van de voorschreven personen alsof zij er zelf bij waren.
Gezegeld met het zegel van de stad Culenburch in groene was.
Op 18 december
1608 verklaarde mr. Henrick Op Straet dat hij volledig werd voldaan van Frans
Stappaerts van de voorschreven verkoop, tevens van de leengoederen en van de
goederen in andere hoven sorterend.
1607, 10 mei.
Folio 193
Huybrecht Vaes
en Peeter Menten dragen op tot behoef van Jan Bremers een hei gelegen in de
Roeijen Straet in Schuelen, grenzend Hubrecht Vaes 1), Dierick Palmaerts 2), de
straat 3) en Jan Bremers voorschreven 4). Voor 40 rinsgulden Brabants eens,
waarvoor Jan Bremen jaarlijks 2 rinsgulden Brabants zal betalen. Te kwijten
tegen 5% en in geld zoals het gangbaar zal zijn ten tijde van de afbetaling en
met rente naar verloop van tijd. Valdag op Sint-Job. Het goed is belast met 4
stuivers aan Huijbrecht Vaes voorschreven en met 4 stuivers of 3 alde groot aan
Peeter Bollen, met 's herencijns. Lijcop 12 stuivers, godtspenninck 1 blanck.
Jan Bremers kwam in het goed ter gichte.
1607, 18 mei.
Folio 194
Henrick Convents,
voor zichzelf en voor zijn metgeringen Peeter, Jan, Frans en Catharina
Convents, releveert het versterf dat hen na de dood van Catharina Geerts, hun
nicht is aangekomen: een stuk land in Castel onder Coorsel gelegen, palend Jan
Claes 1), Wouter Roesboems 2), de Veltstraet 3), de Winterbeeck 4); een beemdje
grenzend Valentijn Claes 1), Mathijs Weerts 2), de Winterbeeck 3); een stuk
land aan het huis gelegen, palend Jan Hultemans 1), Jan Kenens erfgenamen 2),
de Brabantse uutfanck 3); een "hoeffve" met een schaapstal daar
tegenover staande en al wat hier voor de rest nog sorteert. Henrick Convents
kwam voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte.
1607, 31 mei.
Folio 194v
Jaspar en Peeter
Hoeffmans releveren de nalatenschap hen aangekomen na de dood van hun broer
Mathees Hoeffmans en waar Brigida Mentens onlangs als tochtster is
uitgestorven: huis en hof met een stuk broek daaraan in Vuertken gelegen,
grenzend de straat 1), Peeter Smeets erfgenamen 2), Blasarus Van Houdt 3). Ze
kwamen ter gichte.
1607, 31 mei.
Folio 196v
Michiel,
Mathees, Jan en Frans Hoens releveren de nalatenschap die hen na de dood van
hun vader Jan Hoens is aangekomen: 22,5 rinsgulden jaarlijks op panden van
Dierick Palmaerts in Schuelen. Michiel kwam voor zichzelf en voor zijn
metgeringen ter gichte met recht.
1607, 31 mei.
Folio 196v
Willem Geerts
releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn dochter
Catharina Geerts: een stuk land onder Coorsel gelegen, grenzend Jan Claes 1),
Wouter Roesboems aan de andere zijden; een beemdje grenzend de Winterbeeck en
Valentijn Claes; een stuk land aan het huis palend Jan Hultemans en Jan Kenens
erfgenamen; een "hoeffve" met een schaapstal daar tegenover en al wat
hier nog sorteert. Willem kwam ter gichte met recht.
1607, 31 mei.
Folio 197v
Aerdt Convents,
uit kracht van speciale procuratie aan hem gegeven door mr. Geerdt Corselius op
26 mei 1607 gepasseerd voor Adam van Choir priester en notaris, heeft
opgedragen tot behoef van het convent van Everbode 12 rinsgulden jaarlijks
zoals hij trekt op panden van Valentijn Claes in Coorsel. De rentebrief dateert
van 31 mei 1571. Overgedragen voor 200 rinsgulden Brabants eens, godts penninck
1 ernestus. Peeter Leijsen is in naam van het klooster met recht ter gichte
gekomen.
Constitutie. Op
26 maart 1607 verscheen bij de notaris de eerwaarde en hooggeleerde heer en
meester Geeraerdt Corselius doctor in beide rechten en eerste professor in de
wereldlijke rechten aan de universiteit van Loven. Hij maakte machtig mits deze
akte Aerdt Convents om in zijn naam te verschijnen voor de schepenen van
Lumpmen, laten van het cijnshof en heerlijkheid van Everbode onder Coursel
gelegen en overal elders om daar tot behoef van de prelaat en het klooster van
Averbode de volgende renten op te dragen die hem via deling van zijn vaderlijke
goederen zijn aangekomen als via transport door Jan Roosen als man en momber
van joufr. Maria Corselia en Mathees Vanden Roeij als man en momber van joufr.
Elisabeth Corselia zijn zusters en mede-erfgenamen. Hij draagt elk van de
renten op met een jaar verloop. Deze renten zijn:
·een rente van 12 gulden vallend op
Sint-Catlijnen dach. Deze rente is in 1571 op de laatste dag van mei bekend
door Pouls Geerts tot behoef van mr. Peeter Kenens, licentiaat in beide rechten
en vader van de voorschreven heer comparant, voor de schepenen van Lumpmen
buiten ten Loons recht op panden volgens beschreven in de rentebrief.
·een rente van 3 rinsgulden vallend op
Sint-Jansavond, gecreëerd in 1546 op 25 juni voor de laten van het cijnshof van
Everbode onder Coorsel gelegen. De rente werd bekend door Mathijs Connus(?) tot
behoef van Jan Liebens en daarna op 10 juni 1566 door Lenaerdt Quintens als man
en momber van Catharina Liebens voor de voorschreven laathof opgedragen tot
behoef van de voorschreven mr. Peeter Kenens.
·een rente van 3 gulden vallend op
Remeijsdach, voor de laten van het cijnshof van Everbode op 28 september 1540
bekend door Govaert Goeijens van Diest op panden vermeld in de brief tot behoef
van mr. Jan Liebens van Zuijlre en daarna in 1566 op 10 juni door de
voorschreven Lenaerdt Quintens opgedragen voor het laathof tot profijt van mr.
Peeter Kenens.
·een rente van 1 rinsgulden voor de
schepenen van Lummen buiten ten Brabants recht in het jaar 1549 op 22 juni
bekend door Jan Goeijens tot behoef van Coenen Van Postel en daarna voor
dezelfde schepenen in 1557 opgedragen door Vincent Rapaerts in aanwezigheid van
Coenen van Postel, zijn huisvrouw, tot behoef van Catlijn Liebens. Vervolgens
werd ze in 1560 op 10 juni door Lenaerdt Quintens als man en momber van Catlijn
Liebens voorschreven opgedragen tot behoef van mr. Peeter Kenens voorschreven.
De valdag is Sint-Magdalenadag.
·een rente van 2 gulden op de goederen
van Peeter Convents door deling tussen de voorschreven kinderen van mr. Peeter
Kenens, hen aangekomen van het sterfhuis van Maria Van Houdt. Valdag 24 april,
volgens de inhoud van hun kaveling van 24 april 1588.
Opgemaakt in
Loven in het woonhuis van de heer comparant in presentie van heer en meester
Jan Poelmans licentiaat in beide rechten en Christoffel Cloet baccalaurens in
de rechten, getuigen. Getekend Adam van Choir priester en openbaar notaris.
1607, 31 mei.
Folio 199
Michiel Pellens
momber van zijn huisvrouw Cristina Moens draagt op tot behoef van Mathijs
Hoeffmans een stuk land genaamd "die Schijthage", grenzend Aerdt
Frerix 1), die Veltstraet 2), Servaes Lambrechs erfgenamen 3) en Daneel Jans 4)
als "borchtocht" voor 3 rinsgulden jaarlijks zoals Michiel Pellens en
zijn zwager Willem Coecxn aan Mathijs op 14 mei laatstleden hebben gegicht in
de bank van Suijlder, als verzekering voor de waarde van de rente opdat Mathijs
daar eventueel zijn verhaal aan kan hebben. Willem Coecx staat met zijn
goederen garant voor zijn zwager voor zijn helft. Hij staat bovendien garant
voor de rente van 2,5 gulden jaarlijks zoals hij onlangs aan Peeter Aerdts
heeft gegicht tot last van "die Schijthage" met "de
Schomme". Dit is gebeurd voor hun deling en nu is de Schijthage aan zijn
zwager Michiel ten deel gevallen.
1607, 19 juli.
Folio 199v
Franchois de
Spreemont, uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Catharina Neven en
hierna geregistreerd, stemt in met de gicht en verkoop zoals haar man Pouls
Coels tegen Johanna Christiani gedaan heeft. Constitutie van 11 juli 1607 voor notaris
Henricus Alenus en getuigen Henricus Van Bree en Jacobus Vanden Broick.
Catharina Neven, huisvrouw van wijlen Isaeck Roelants, nu gehuwd met Paulus
Coels, stemt in met de verkoop die haar man Pauls heeft gedaan tot behoef van
Joanna Christiani weduwe van Joannes Aleni zaliger. Het gaat om 4 mudden haver
en een vet schaap jaarlijks op panden van Pasque de Mengerve in Condrois; 3
mudden spelt erfelijk op panden van Jan del Not (Rot?) in Juppille; 3 mudden
spelt op panden van Niclaes Bernaerts in Juppile. Tot verzekering stelt ze tot
pand al haar goederen in Lumpmen en elders gelegen. Voor het regelen van de
administratie vaardigt ze de heer Franchois de Spreemont, schout in Herck, af
en Henricus Alenus junior.
1607, 25
augustus. Folio 200
Mathees Hueveners
voor zichzelf en voor Cristiaen, Jan, Aleth, Maria Hueveners en Anna Hueveners,
ook voor Peeter Pincxten momber van zijn vrouw Anna Hueveners en voor Jacob
Hermans als momber van zijn vrouw Maria Hueveners, Oriaen Oriaens momber van
zijn huisvrouw (deze laatste staat niet vermeld in de gichte maar wel in de
aanhef) heeft het versterf ontvangen dat hen samen is aangekomen na de dood
van Maria Bullekens, hun nicht: een beemd in Vuertken gelegen genaamd
"Smeijers Beempt", grenzend Henric Luyten 1), Henrick Wijnen 2), de
straat 3) en Mathees Hueveners; een stuk land in de Geijtelinge, groot vier
halsters, grenzend Maria Luijten 1), die Veltstraet 2). Ze kwamen ter gichte
met recht.
1607, 30
augustus. Folio 200
Jacob Joris,
Henrick Vander Vliet, Joris Wilborts en Joris Bollekens releveren elk apart het
versterf dat hen na de dood van hun nicht Maria Bollekens is aangekomen, zoals
hiervoor gespecificeerd staat. Ze kwamen ter gichte. Ander schrift dan
gichte hiervoor.
1607, 05
september. Folio 200v
Huijbrecht
Germeijs, met instemming van zijn huisvrouw Barbara Van Camp, draagt op tot
behoef van Jan Hueveners, zijn kozijn, een stuk broek genaamd "die Lange
Doncken " onder Schuelen, een boender groot, grenzend mr. Lambrecht van
Stapel met zijn metgeringen 1), "het nieu graeff werck" 2), Jaspar
van Schoenbeck 3), de erfgneamen Jan Alen en Jan Huveners voorschreven 4). Voor
60 gulden Brabants eens boven alle lasten. Lycop 2 gulden, godtspenninck 11
oord. Na het opdragen kwam Jan Hueveners op 6 december daarna met recht ter
gichte.
1607, 06
september. Folio 200v
Henrick Convents
releveert het versterf dat hem na de dood van zijn ouders is aangekomen: huis
en hof met twee "hueff" en een beempdeke bij elkaar in Coorsel
gelegen, grenzend de straat 1), Jan Tsroeijen ter andere; een beempdeke gelegen
in de Broecstraet; een beempt in Oversel gelegen; een stuk broek genaamd
"den Grammaert"(?); "de Paelmans Hoeff" en al wat hier nog
sorteert. Henrick is ter gichte gekomen.
1607, 05
september. Folio 201
Jan Stas draagt
op tot behoef van mr. Huijbrecht Uselinx 11 rinsgulden 4 stuivers Brabants
jaarlijks zoals hij trekt op panden van Huijbrecht Wouters in Schuelen gelegen,
volgens de eerste gichte van 5 oktober 1598. Franchois de Spreemont kwam in
naam van Huijbrecht voorschreven met recht ter gichte.
Conditie
hiervan. 17 februari 1604 verschenen mr. Huijbrecht Uselinx 1) en Dierick van
Rouckourt en Jan Stas 2). Mr. Huijbrecht had verhuurd aan Dierick voorschreven
zijn huis en hof met aanhang gelegen buiten de Curinger Poorte, genaamd
"den Vorssen Poel" voor een toust van 3 opeenvolgende jaren met
ingang van half maart eerstkomend 1604. Dierick zal voor de woning jaarlijks
betalen 75 gulden BB, op half maart 1605 voor het eerst. In het laatste jaar
moeten de partijen elkaar een half jaar van tevoren opzeggen. Mr. Huybrecht
houdt uit de huur het water rondom en de hof waar het duifhuis in staat met de
doorgang zo dikwijls als het hem belieft. Dierick moet het onderhouden op zijn
last in zoverre het goed strekt dat hij gebruikt. De huurder zal geen soldaten,
van welke partij ook, 's nachts of bij ontijden herbergen tenzij in uiterste
nood daartoe gedwongen. Mr. Huijbrecht zal de bakhoven naar behoren doen
hermaken, maar Dierick moet hem daarna onderhouden. Mr. Huijbrecht zal van het
huis, stallingen enzovoort de daken en wanden, glazen vensters doen repareren
en Dierick zal ze onderhouden van de onderste "rijckel" neerwaarts
tot de "plaeijen" toe zonder onderhouden maar niet meer. Indien er
een glazen venster gebroken "oft geschent" wordt, zal de huurder dat
op zijn last moeten doen maken. De huurder moet de schouwen tijdig doen vegen
opdat er geen brand door geschiede. Hetgeen er aan hout- of ijzerwerk in het
huis gevonden wordt, zal de huurder bewaren en in het afvaren daar laten. Jan
Stas, schoonvader van de huurder zal nog bijkomende borg opdragen: een rente
van 11 gulden 4 stuivers Brabants jaarlijks. Godtspenninck 1 ernestus.
Opgemaakt in het huis van de weduwe Robeerts van Ardennen binnen Hasselt in de
Capelstraet in presentie van Jan Vos van Spalbeeck en Marten Shasen van
Steijvordt. Ondertekend door Arn. Van Elsrack notaris.
1607, 20
september. Folio 202
Elisabeth,
Sijcken, Maria en Dimpna Coppens kinderen van Jacob Coppens zaliger en Maria
Coppens releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Sijcken
Coppen hun grootmoeder: en stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Jan Nobels
1), Henrick Keeskens erfgenamen 2), "den Hoigen Bosch" 3) en
"den Cobbaert" 4). Jan Nobels kwam in de naam van de partijen ter
gichte. (Cuppens)
1607, 20
september. Folio 202
Jan Nobels
releveert het voorschreven versterf in naam van zijn kinderen verwekt met
Lijsbeth Cuppens zaliger. Jan Nobels kwam voor zijn kinderen ter gichte.
1607, 04
oktober. Folio 202v
Blasarius Van
Hout, als armenmeester van Coorsel, kwijt de panden van Jacob, Frans en Maria
Wijnen van 20 stuivers jaarlijks, zoals de Armen daarop trokken. Het geld dat
hiervan kwam, 20 gulden BB, is met ander geld aangelegd aan panden van Dionijs
Jeuris in den hoff van Everbode onder Coorsel. Peeter Wijnen is in de naam van
de kinderen ter gichte gekomen.
1607, 18
oktober. Folio 203
Jan Van Uutroeij
draagt op tot behoef van Jan Lompen een hoffstadt met een hof daarbij gelegen
in Schuelen, genaamd "die Lomp", grenzend de straat aan twee zijden,
Jan Van Buijlen 3) en Ambrosius Vander Eycken 4); een hei daaraan gelegen,
grenzend Maria Geerts 1), de straat 2), 3) (niet) en dezelfde 4).
Opgedragen voor de uitgaande lasten: 11 rinsgulden 2 stuivers aan de erfgenamen
Aerdt inde Croon in Curingen, Jan Baerdemakers erfgenamen twee gulden 8
stuivers, Servaes Joupen 10 stuivers, Geert Coex 2,5 gulden, boven
"brantschat" en cijns. Jan Lompen zal aan Jan Van Utroeij nog 2
philipsdaelders geven. Loich Stappaerts is in de naam van Jan Lompen ter gichte
gekomen. Solvit van pontgeld een halve ernestus.
Marge: nota XI gulden
ende 2 stuivers.
1607, 08
november. Folio 205v
Catharina en
Elisabeth Hoeffmans releveren het versterf dat hen na de dood van Mathees
Hoeffmans, hun oom, is aangekomen en waar onlangs Brigida Mentens als tochtster
is uitgestorven: het derdedeel van een hof in Vuerten onder Coorsel gelegen;
een beempt van 3 dachmael groot, het derde part ervan aan de voorschreven hof
gelegen. Gielis Mentens is als momber van de kinderen met recht ter gichte
gekomen.
1607, 08
november. Folio 205v
Mr. Henrick Op
Straet met zijn metgeringen, uit kracht van procuratie van dezen zoals men zal
vinden geregistreerd voor de schepenen van Brabants recht op 6 september 1607 (er
staat 1507), draagt op tot behoef van Jan Knaep een stuk erf in "den
Hoigen Bossch" gelegen, grenzend dezelfde Jan Knaep W, Anthonis Leijsen
cum suis O, de Alde Beeck N, de gemeijn heij Z; nog een stuk erf genaamd
"Boseewit", palend Bartholomees Smeets 1), de Alde Beeck 2), Thomas
Cremers erfgenamen 3) en de erfgenamen Huijbrecht Op Straet 4). Voor 29 gulden
5 stuivers BB, waarvan 7 gulden 10 stuivers betaald werd. De rest half maart
eerstkomend te betalen. Enkel belast met cijns. Het hout dat erop staat is aan
Jannen Knaep geschonken. Godtspenninck 6 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jan
Knaep is met recht ter gichte gekomen.
1607, 22
november. Folio 206
Daneel Lueckens
draagt op tot behoef van Lenaerdt Van Swartebroeck huis en hof in Schuelen aan
de kerk gelegen, grenzend de straat 1), het kerkhof 2), de Mierstege 3) en de
schutterskamer 4). Voor 60 rinsgulden Brabants eens te betalen op datum van
gichten, boven alle opstaande lasten. Omdat Daneel een onderpand gesteld heeft
voor 25,5 rinsgulden Brabants jaarlijks die Henric Paesmans kinderen daarop
jaarlijks trekken, draagt Lenaerdt als contraborg tot behoef van Daneel een
rente op van 6 rinsgulden jaarlijks zoals hij trekt op huis en hof van Henrick
Clavers in Schuelen; nog 2 heikes aan de schans van Schuelen gelegen waarvan
hij het ene heeft verkregen tegen Cornelis Tuijmelers en het ander van de
rector van het Onser Liver Vrouwen altaar in Lumpmen, als garantie voor het
onderpand van Daneel voor deze rente. Lijcop nae landtcoop, godtspenninck een
halve reael. Het huis moet dringend gerepareerd worden en Lenaerdt zal het door
de wet laten visiteren. Hij zal dan hetgeen nodig is, laten maken. Indien
iemand daarna het goed wilde "onderstaen" (vernaderen), zal
deze de herstellingskosten moeten terugbetalen.
1607, 22
november. Folio 206v
Geleijt genomen
door Franchois Spreemont op panden Servaes Joupen.
Nadat Franchois
Spreemont als officier van het land van Lumpmen zolang geprocedeerd had op
panden van Servaes Joupen, die door Servaes als borgtocht gesteld waren voor
een compositie, was de zaak zover gekomen dat de schepenen de zaak oud genoeg
van genachte wezen en ze wezen om Servaes te bedagen tot het geleijt. Op
vandaag, de voorziene dag van geleijt, heeft Franchois Spreemont in naam als
boven verder recht verzocht. Henrick Everaerts, onze gezworen bode, heeft onder
eed verklaard dat hij Servaes zowel tot de aanspraak als tot het geleijt
bedaagd heeft. Servaes verscheen niet en ook niemand in zijn naam. Daarop werd
aan Franchois Spreemont in de naam voorschreven volgens het schepenvonnis hout
en risch geleverd in een teken van eigendom en hij werd in de besproken panden
gegicht en gegoed met recht.
1607, 13
december. Folio 208
Maria en Anna
Loets releveren het versterf dat hen na de dood van hun halfbroeder Joris Boonen
is aangekomen: zijn deel van een beemd in Vuertken gelegen, genaamd
"Smeijers Beempt", grenzend Henrick Luijten 1), Henrick Wijnen 2), de
straat 3) en Mathees Hueveners 4); nog een stuk land in "de
Geijtelingen", 4 halster groot, palend Maria Luijten 1), de Veltstraet 2).
Lambrecht Loits is als vader van Anna en Maria Loets in de naam van de kinderen
ter gichte gekomen.
1608, 03
januari. Folio 210v
Aerdt Marien
draagt op tot behoef van Govaert van Swartebroeck een stuk broek van omtrent
een boender groot genaamd "den Wellert", grenzend Jan Van Rillaer 1),
Jacob Geerts erfgenamen 2), de alde beek 3) en de straat 4). Voor 250
rinsgulden Brabants eens. Het broek is belast met 30 stuivers jaarlijks aan de
kerk van Lumpmen en met des heeren chijns. Aerdt zal de lasten tot dag van
gichten betalen. Godtspenninck 1 reael, lijcop nae landtcoop. Aerdt staat
garant volgens het landrecht voor eventuele later ontdekte lasten. Govaert is
ter gichte gekomen.
Voor de betaling
van deze koop zijn 200 rinsgulden Brabants herbelegd die komen van 14
rinsgulden jaarlijks die Govaert met Elisabeth Dullaerts had gekocht op panden
van Peeter Bartholomees onder Herck gelegen. Deze som werd hem nu pas afbetaald
door de weduwe van mr. Jan .... (origineel!). Na de dood van Govaert moet deze
200 gulden "twee zijden hebben" (dus naar erfgenamen van Govaert en
naar erfgenamen van Elisabeth).
1608, 10
januari. Folio 212
Peeter Neelens
draagt op tot behoef van Catrijn Gijbels 3 rinsgulden jaarlijks zoals hij trok
op panden van Jan Van Soel, onder Coorsel gelegen, grenzend de erfgenamen
Vranck Vrancken 1), de Breedonck 2) en de straat 3). Voor 50 rinsgulden
Brabants. Godtspenninck 1 stuiver. Peeter Neelens heeft het pontgeld betaald
"ende alsoe conditie dat int leggen deser voirscreven rente Peeter oft
sijn erffgenaemen alsdan tselve moet goet comen ende dienen". Dit betekent
dat als Jan Van Soel of zijn erfgenamen de rente afleggen, dat dan het pontgeld
terug moet gegeven worden aan Peeter Neelens of zijn erfgenamen.
1608, 10
januari. Folio 212
Jacob en Joris
Joris hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van Joris Bullekens is
aangekomen: zijn deel van "de Smeijers Beempt" in Vuertken gelegen,
zijn deel van 4 halsters lands in de Geijtelinge en al wat hier nog sorteert.
Ze kwamen ter gichte.
1608, 10
januari. Folio 212
Mathijs, Jan en
Willem Hueveners hebben ontvangen de nalatenschap die hen is aangekomen na de
dood van Maria Bullekens: een beemt in Vuertken onder Coorsel gelegen genaamd
"den Smeijers Beempt"; vier vat land in de Geijtelinge gelegen en
verder wat nog onder deze bank valt.
1608, 14
februari. Folio 215v
Henrick Vaes
draagt op tot behoef van de armen van Lumpmen 4 rinsgulden jaarlijks zoals hij
trekt op panden van Vincent Pontmans in Schuelen gelegen, volgens de eerste
gichte van 1606, 15 juni. Voor 55 rinsgulden Brabants eens. Henrick ontving van
Jan Corthouts 47,5 rinsgulden en de resterende 7,5 (achtdalven) gulden zulen de
armenmeesters hem binnen 14 dagen betalen. Peeter Lambrechts is in naam van de
armen ter gichte gekomen. Het geld kwam voort van 2,5 gulden jaarlijks die Jan
Corthouts heeft afgelegd en ze zijn hier weer aangelegd.
1608, 06 maart.
Folio 217
Pouls Convents,
met instemming van zijn vrouw Elisabeth Hagels, draagt op tot behoef van Jan
Snijers een heythoeffve omtrent Eversel gelegen, grenzend Michiel Teewis 1),
des heeren straet 2), Aerdt Gatis 3) en Michiel Teewis 4). Voor 20 rinsgulden
Brabants. Het goed is nergens mee belast. Godstpenninck 1 stuiver, lijcop twee
reaelen.
1608, 02 mei.
Folio 218
Mr. Henrick Op
Straet, voor hem en voor mr. Pouls en mr. Jan Op Straet, zijn broeders, draagt
op tot behoef van Henrick, Peeter en Jan Convents 3 stukken broek met een
eussel samen bijeen gelegen, grenzend "de Alde Beeck", Geert Wijnen,
Marten Kenens en de erfgenamen Peeter Smeets. Voor 400 rinsgulden en 11 hogen
van 1 enkele phlippen voor de verkoper en voor mr. Henrick 10 gulden eens. Mr.
Henrick verklaart dat hij van de hogen voldaan is en op het principaal 350
gulden ontvangen heeft, Luijcx geld. De verkopers beloven de rest te
betalen Pinksteren eerstkomend. Op 22 mei heeft mr. Henrick Op straet bekend
van alles voldaan te zijn betreffende deze verkoop.
1608, 08 mei.
Folio 218v
Mr. Henrick Op Straet,
voor hem en voor mr. Pouls en mr. Jan Op Straet voor wie hij zich sterk maakt,
draagt op tot behoef van Geert Claes huis en hof in Coorsel gelegen, grenzend
de straat 1), Govaert Goeijens erfgenamen 2), Jan Put 3) en Geert Claes der
jonge 4). Enkel belast met een vierdelinc koren en 10 groot met valdag op
"derthienmesse" met cijns en Remigii met twee penningen. Draagt nog
een zil bos op gelegen int Huecken Broeck, palend O Geert Claes voorschreven, Z
Andries Moens erfgenamen, W Maria Schellens, N Jan Inden Savel. Enkel met cijns
belast. Voor 400 rinsgulden Brabants lopend geld, de helft te betalen op de
gicht; betaald. De andere helft moet betaald worden voor Sint-Jansmesse
eerstkomend. Alles overeenkomstig met de condities waarmee ook de andere goederen
via brandende kaars verkocht zijn. Godtspenninck 1 reael, lijcop nae landtcoop.
Op 27 november
1608 heeft mr. Henrick Op Straet bekend dat hij van alles voldaan is
betreffende deze verkoop.
1608, 08 mei.
Folio 219v
Pontpenningen
2,5 gulden.
Huybrecht
Wouters draagt op tot behoef van Lenaerdt Vander Eijcken een hof in Schuelen
gelegen, genaamd "den Hel Hoff", palend "die Custers Stege"
(er stond eerst 'Cuypers') 1), de erfgenamen mr. Jan Neven 2), het
"Bakhuijs Velt" 3) en Claes Swinnen 4), tot pand en onderpand voor
3,5 gulden jaarlijks met valdag op "meijdach". Te kwijten met 50
gulden lopend geld. Conditie: als Huybrecht aan Lenaerdt het geld kan
teruggeven binnen 6 maanden, zal Lenaerdt het pand van Huybrecht ontlasten en
anders niet. Godtspenninck 1 stuiver, lijcop 4 stuivers. Lenaerdt is ter gichte
gekomen.
1608, 08 mei.
Folio 220
Pontpenningen 8
gulden.
Jan Geenen
draagt op tot behoef van Jan Van Postel een beemd in Oversel gelegen, grenzend
Henrick Jans 1), Bernaert Ceijsens 2), Jan Van Herck 3) en Jan Put 4). Voor 120
gulden boven alle lasten. De lasten worden geraamd op 350 gulden. De koopsom
moet voldaan worden voor Pinksteren. Godtspenninck 1 copstuck, lijcop nae
landtcoop.
1608, 08 mei.
Folio 220
Jaspar Van
Schoenbeeck draagt op tot behoef van Peeter Menten een perceel broek genaamd
"het Sluijsken", omtrent een half boender groot. Jaspar heeft het
gekocht van Maria Stappaerts alias Caris en Margriet Berinx. Het grenst Jan
Alen erfgenamen 1), Jan Hueveners 2), "die Nieu Vloet" 3) en de Laeck
4). Draagt het op als pand en onderpand voor 3 rinsgulden Brabants kwijtrente
met valdag jaarlijks op half maart en voor het eerst in 1609. Jaspar heeft
ervoor 45 rinsgulden Brabants ontvangen en kan de rente met hetzelfde geld
terugbetalen in gangbaar geld en met rente naar verloop van tijd, na betaling
van de rechtskosten. Deze 3 rinsgulden met nog andere 5 rinsgulden die op 6
juli 1606 door Peeter verkregen zijn op hetzelfde goed moeten samen afgelegd
worden. Mocht Jaspar dit goed verkopen of verhandelen, dan moet de koper aan
Peeter Menten deze 8 rinsgulden op dezelfde dag van gichten van het goed
afbetalen, met de kosten. Jaspaer staat met zijn goederen garant voor een goede
gichte. Peeter Menten of zijn erfgenamen zullen met één conde van 14 dagen tot het
geleijt, gicht en guedinge van de panden mogen komen. Lijcop 22,5 stuivers,
godtspenninck 0,5 reael. Peeter Menten is met recht ter gichte gekomen.
1608, 08 mei.
Folio 221
Jan Sebastiaens kwijt
Jan Lemkens van een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Mathees Beerten 1),
Andries Boelaerts 2) en de beek 3), volgens hun deling en gichte van 1603 van
zijn actie op het zesde deel.
1608, 08 mei.
Folio 221
Jan Lemkens
draagt op het voorschreven stuk broek tot behoef van Willem Eerdekens voor 300
rinsgulden lopend geld en 2 philipsgulden voor de huisvrouw van de verkoper
voor een kermis. Het goed is enkel met cijns belast. Willem kwam ter gichte.
1608, 22 mei.
Folio 221v
Pontpenningen 16
gulden 16 stuivers.
Mr. Henrick Op
Straet, voor hemzelf en uit kracht van procuratie aan hem gegeven door mr.
Pouls en mr. Henrick Op Straet hiervoor geregistreerd, draagt op tot behoef van
Jan Beckers een stuk land in Coorsel in " t Groot Bloeck" gelegen met
de vuerlen en houtwas daarbij behorend. Het grenst Mathijs Claes 1), Geert
Claes der jonge 2), mr. Jan Wauters 3), Henrick Jans en Jan Beckers 4); nog een
perceel land in "t Halff Bloeck" gelegen, palend mr. Jan Winters aan
twee zijden, Jaspar Tielmans 3), Geert Claes 4); nog een stuk land in "t
Holenteren Bloeck" gelegen, grenzend Jan Beckers 1), mr. Jan Winters aan
twee zijden, de jonge Geert Claes en Marten Vander Hercken 4); nog een stuk
land in "de Paelmans Hoeff", grenzend Henrick Convents 1), de erfgenamen
Sebastiaen tSrijcken 2), tsheeren heyde en de erfgenamen Mathees Beckers; nog
een stuk broek genaamd "die Butsaerden", palend Willem Geerts 1),
Geert Claes der jonge 2) en Jan Van Postel erfgenamen aan de andere twee
zijden. Voor 636 insgulden Luijcx geld. 336 gulden betalen op de gicht en de
rest op de verjaardag. Enkel belast met cijns. Godtspenninck 6 reaelen, lijcop
nae landtcoop. Jan Beckers is met recht ter gichte gekomen. Mr. Henrick heeft
336 gulden ontvangen.
Op 4 juni 1609
bekende mr. Henrick Op Straet dat hij van deze verkoop voldaan is.
1608, 07 juni.
Folio 223
Jan Smeets, voor
hemzelf en voor zijn metgeringen, releveert het versterf dat hem na de dood van
hun ouders is aangekomen: "het Coppens Hueffken"; een stuk land op t
Schuermans Eijnde en al wat hier nog sorteert.
1608, 07 juni.
Folio 223v
Lenaerdt
Boelarts en Jan Wellens, als mombers van het kind Andries Boelaerts releveren
een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Mathees Beerten 1), Jan Lemkens 2)
en de Maelbeeck 3). Lenaert is in de naam van het kind ter gichte gekomen.
1608, 07 juni.
Folio 223v
2 maart? 2 mei?
Cornelis Cuepers
en Mathijs Beckers als momber van zijn huisvrouw Aleijdt Cuepers en Aerdt
Cuepers releveren het versterf dat hen via testament van Genoveva Van Ham gemaakt
is met instemming van Adriaen Porters, haar laatste man. Het gaat om een stuk
broek bij de Zeelbeempden gelegen, palend de erfgenamen Peeter De Wuest 1),
"die Coelen Herck" 2), de commandeur van Bernesim 3) en de H. Geest
van Herck 4). Het relief werd hen verleend met recht, bekennende alle heren en
hoven hun recht.
1608, 12 juni.
Folio 224v
Cornelis Vleminx
der Alde, uit kracht van het testament van zijn vrouw Elisabeth en met
instemming van Joris Vander Schommen momber van de erfgenamen van zijn vrouw en
met instemming van Cornelis Vleminx der Jonge zoals door een missive is
gebleken, heeft opgedragen tot behoef van Gielis Coecx een half vat land opt
Liebrechs Velt gelegen, grenzend Gielis voorschreven 1), Anna Mes
"onbegrepen haers toenaems" 2), des heeren straet 3). Voor 40
rinsgulden Brabants eens, godtspenninck 2 blancken, lijcop nae landtcoop.
Testament. Op 12
juni 1603 heeft Elisabeth Claes haar testament gemaakt met instemming van haar
man Cornelis Vlemincx. Ze ligt ziek in bed maar is nog helder van verstand. Ze
wil in gewijde aarde begraven worden. Ze schenkt aan Sint-Rombout in Mechelen 1
stuiver eens. Ze wil dat haar man Cornelis Vleminx 100 gulden Brabants eens mag
ophalen op hun beider goederen voor hun twee kinderen Cornelis en Maria, samen
verwekt. Hun vader mag beslissen wanneer hij hen dat geld uitreikt. Ze laat aan
haar man Cornelis het huis en hof in Halen om zijn vrije wil mee te doen. Mocht
Cornelis toch voor Elisabeth sterven, dan maakt hij haar net hetzelfde als
hierboven. De testatrice laat aan haar zoon Cornelis een zilveren lepel en aan
haar dochter Maria eveneens een zilveren lepel. Ze laat haar "huijck"
en "lijffken" aan de dochter van Peeter Kenens verwekt met Catharina
Vleminx.
Getuigen: Jan
Raets en Peeter de Bruije der alde. Getekend: Joannes Ab Herck, pastoor van
Halen.
Op 13 mei 1608
hebben Joris Vander Schommen met zijn wettige huisvrouw Maria Vlemincx ermee
ingestemd dat hun vader Cornelis Vlemincx zijn goederen mag verkopen zoals in
het testament beschreven staat. Deze verklaring werd ondertekend voor echtheid
door pastoor Joannes Ab Herck van Halen.
Er werd tevens
een missive getoond van Cornelis Vleminx der Jongen waarin deze ermee instemt
dat zijn vader goederen verkoopt. Hij zal er nooit iets tegen inbrengen.
1608, 03 juli.
Folio 227
De kinderen van
Anthonis Swinnen zaliger verwekt bij Beatrix Vanden Roeij zaliger, namelijk
Claes, Geert en Catlijn Swinnen met haar voor deze akte verleende momber Jan
Persoons, delen de goederen achtergelaten door hun oom Willem Vanden Roeij
zaliger. De deling gebeurde op 28 oktober 1605.
Het deel voor
Niclaes Swinnen: 1) huis en hof in Schuelen in het dorp gelegen met de
boomgaard en "een oudt gelege" met een schuur en met 8 vaten saeijens
daarbij gelegen, sorterend in Wuestherck in de hoff van Gulick en het geldt
daar 1 capuin en 6 penningen grondcijns onder de Bisschop. 2) een stuk erf op
de Stap gelegen, genaamd "den Mierbossch", waarvan ze schatten dat
deze 4 vaten "winnens landts" groot is, sorterend onder de heer van
Lumpmen. 3) "het Deijnsbeempdeken" gelegen in Schuelen op de Voert,
een half boender groot, hovend onder de heer van Lumpmen. Dit deel is belast:
huis en hof met 17 gulden erfelijk aan Vincent Spralants van Hasselt, aan
Mathees Quijnen en Mathijs Van Mierdt van hun deel van het versterf 16 gulden
jaarlijks die nu door heer Gielis Paesmans is gekocht, aan Jan Kempeneers voor
zijn deel in het versterf 5 gulden erfelijk en deze zijn afgekweten, nog aan
Helena Taelmans 2 gulden erfelijk, brandschat aan de gemeente van Schuelen 13
stuivers en de grondcijns.
Het deel voor
Geert Swinnen:
1) huis, hof, schuur en stal en boomgaard en stege aan het huis met het land
daarbij op de Stap gelegen, 6 vaten saeijens groot. Dit is een leen onder de
heer van Lumpmen. 2) "den Heroens Bossch" een boender groot, 3)
"den Langen Beempt" 3 zillen groot op de laeck omtrent den Molenwech;
4) 8 roeijen broek int Fraebroeck. Dit deel is belast. Op het huis staan 5
stuivers brandschat jaarlijks. De beemd op den Molenwech is belast aan de kerk
van Lumpmen, aan de H. Geest en aan het altare crucis (H. Kruisaltaar) in
Lumpmen elk met 13 stuivers 8 groot: samen 2 gulden. Verder aan de pastoor van
Berbroeck 2 gulden erfelijk. Geert moet van dit deel nog 2 gulden jaarlijks
betalen aan Jan Clercx van Wuestherck. Omdat deze 2 gulden staan op goederen
van zijn broer Niclaes onder Herck, belooft Geert deze steeds te betalen en
zijn broer daarvan kosteloos en schadeloos te houden. Verder gaan er nog
grondcijnsen uit op deze percelen.
Catlijn Swinnens
deel:
1) een huis staande op de Borchlijn schans, belast aan Henrick Everaerts met 30
stuivers jaarlijks; een stuk broek genaamd "den Woumans Driessch",
groot 5 zillen; nog "de Roemsche Heij" 4 vat saeijens groot; een
beempdeke genaamd "het Plesken" een vat saeijens groot; een bosje
genaamd "het Breebroexken" van een half boender groot en geldt in
Berbroeck op Simonis et Juda een halve penninck. Deze deling is belast:
"den Woumans Driessch" aan de legaten in Wuestherck jaarlijks en
erfelijk 5 gulden; nog aan de Bogaerden van Diest jaarlijks 2,5 gulden. Catlijn
moet nog jaarlijks 10 stuivers betalen, die Geert van zijn deling jaarlijks
geldt van de stege op de Stap, "deur merckelicke oirsaecke geresen vanden
clooster van Orienten". Aan de kerk van Schuelen moet ze 7,5 stuivers
geven en de grondcijns op alle percelen.
Deze deling werd
genoteerd in Schuelen op de Borchlijn schans in het woonhuis van Catlijn
Swinnen voorschreven in presentie van Lenaerdt Vander Eijcken, Reijnder Pouls,
Jan Hueveners, Lieben Hueveners, Jacob Smeets, Daneel Loeijns en meer andere.
Ondertekend door C. Swinnen.
1608, 03 juli.
Folio 229
Scheiding en
deling tussen de kinderen van Jacob Smeets zaliger: Jan Smeets, Elisabeth
Smeets met haar momber Geert Meijen, Jacob Smeets met zijn momber Jan
Hueveners, Claes Smeets met zijn momber Gielis Coecx en Willem Smeets met zijn
momber Lenaerdt Van Swartebroeck.
Jan Smeets heeft
als oudste zoon gekozen voor zijn deel: huis en hof in Schuelen tegenover
"die schutters camer" gelegen met de lasten die erop uitgaan: aan de
erfgenamen van Peeter Ceels der alde "oft becker" in Herck 3,5
rinsgulden; aan de kerk van Schuelen 30 stuivers; aan Lambrecht Van Schoenbeeck
oft Kempeners 12 stuivers; nog 9 stuivers brantschat. Jan moet aan Geert
Meijnen, zijn zwager, uit deze deling jaarlijks 30 stuivers betalen, die te
kwijten staan tegen den penninck twintich (5%). Valdag op Sint-Gielisdach. Dit
deel is zoveel beter dan dat wat Geert toeviel. Deze kavel moet 2 capoenen
grondcijns betalen in den Hoff van Gulick.
Deel van Claes
Smeets:
een stuk land genaamd "Coppens Hoeffken". Het is belast aan de armen
van Lumpmen met 2 rinsgulden en 5 stuivers, aan de kerk van Schuelen 1 blanck
en 2 groot.
Jacob Smeets
deel:
een stuk land bij Loich Stappaerts gelegen. Dit deel moet jaarlijks aan Willem
Smeets nog 8 stuivers Brabants betalen omdat dit deel zoveel beter is. Bij
Lumpmen kermis de grondcijns betalen van dit deel en van "het Coppens
Hoeffken" aan Claes Smeets gevallen.
Willem Smeets
deel: een
stuk broek op "t Roeijer Broeck" gelegen. Het geldt 2 penningen cijns
op Simonis et Jude in Berbroeck. Hij kreeg nog 20 stuivers jaarlijks op "t
Govaerts Velt" toebehorend aan de erfgenamen van Ambrosius Vander Eijcken,
aan Joris Gatis 20 stuivers, aan Peeter Stessens 6 stuivers jaarlijks en aan
Wouter Blasen tevens 6 stuivers jaarlijks. Aan de deling van zijn broer Jacob
Smeets kreeg hij nog 8 stuivers Brabants jaarlijks.
Geert Meijnen
als momber van zijn huisvrouw Elisabeth Smeets kreeg als deel: een beempt
genaamd "het Eechtken", belast met 1,5 penninck grondcijns op Lummen
kermis; een boomgaardje in het dorp van Schuelen, grenzend de straat 1), mr.
Jan Alen erfgenamen 2). Geert zal jaarlijks op zijn zwager Jan Smeets' gedeelte
30 stuivers trekken, aan 5% te kwijten.
1608, 03 juli.
Folio 230v
Marten Molders,
Henrick Van Bree met zijn broeders, Gijsbrecht Lijts, Henrick Vanden Hove, Jan
Vander Straten hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van Anna Vanden
Boom is aangekomen, hun nicht. Het gaat om een stuk broek in de buurt van Herck
onder Schuelen, genaamd "Schelen Duijffhuijs". Henric Van Bree is
voor hem en voor zijn consorten ter gichte gekomen met recht.
1608, 03 juli.
Folio 230v
Pontpenningen 5
gulden 13 stuivers.
Simon Bervoets
uit kracht van procuratie aan hem gegeven, hierna geregistreerd, door Marten
Molders, Gijsbrecht Lijts, Henrick Vanden Hove en Jan Vander Straten, draagt op
tot behoef van Henrick Van Bree hun deel van een stuk broek in de buurt van
Herck gelegen, genaamd "Schelen Duijffhuijs". Het grenst de Groot
Herck 1), de Cleijn Herck 2), en Frans Stappaerts 3). Voor 300 gulden BB,
lijcop nae landtcoop, godtspenninck 5 stuivers. Henrick is met recht ter gichte
gekomen. Omdat dit goed voor het grootste gedeelte hooft in de Hoff Vander
Heijlicheijt is hetgeen hier sorteert geteld op 114 rinsgulden. Henrick Van
Bree en zijn metgeringen mebben in dit broek ook een deel.
Procuratie.
Burgemeesters, schepenen en de Raedt van de stad Diest verklaren dat het
echtpaar Willem Mulders en Margriet Smits, het echtpaar Gijsbrecht Lyts en
Margriet Cogen, het echtpaar Henrick Vanden Hove en Catlijn Vanden Boom, het
echtpaar Jan Vander Straten en Cristijne Cocx vandaag geconstitueert hebben,
onwederroepelijk, Peeter Neven, Simon Bervoets en Jan Prels wonend in Lumpmen
om samen of elk apart in hun naam voor juist hof en heer te verschijnen en op
te dragen tot behoef van Henrick Van Bree en zijn erfgenamen het deel en recht
dat zij hebben in een beemd gelegen bij de stad Herck, geheten "Schelen
Duijfhuijs". Hij grenst de Grote en de Kleine Herck. Het goed is gekomen
van hun nicht wijlen Anna Vanden Boom, jongedochter. Er werd gezegeld op het
spatium van het document op 18 juni 1608 met een groot zegel in groene was.
1608, 29
augustus. Folio 232v
Pontpenningen
12,5 gulden.
Peeter Leijsen,
uit kracht van procuratie aan hem gegeven voor scholtus en schepenen van Rummen
die geregistreerd werd in het register van het Hoff Vanden Dijck, draagt op tot
behoef van Aerdt Convents een stuk land in Coorsel aan de Linde gelegen, palend
de erfgenamen Jan Vander Hercken 1), tsheeren straet 2), de Broeck Straet 3) en
4). Voor 250 rinsgulden die verkoper ontvangen heeft. Godtspenninck 1 risgulden
voor de kerk van Coorsel, lijcop volgens believen van de koper.
1608, 03
september. Folio 232v
Pontpenningen 5
gulden.
Mr. Jan
Didderen, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Aerdt Didderen en
hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van mr. Huijbrecht Gatis 2 beemden
omtrent Eversel bij de andere gelegen, grenzend mr. Huijbrecht voorschreven 1),
mr. Aerdt Gatis 2) en de Laeck 3). De ene is niet belast en de andere is belast
met 7 vat koren jaarlijks aan de armen van Lumpmen en met cijns. Voor 100
gulden BB, godtspenninck 1 reael, lycop nae landtcoop.
Procuratie. Op
19 februari 1607 voor notaris David Mostaert verschenen Artus Didderen en zijn
wettige huisvrouw Maria Gathus en ze verklaarden dat ze machtig maken en
constitueren mits deze mr. Jan Didderen van Hasselt en mr. Huijbrecht Gathoffs
in Beringen in het land van Luik wonend om samen en elk apart in hun naam de
landen, beemden en renten te mogen verkopen of verhuren die ze nu bezitten.
Opgemaakt binnen Amsterdam in presentie van Everhard Deijz en Philips Versen,
getuigen. Er was een zegel aan bevestigd van Mostaert in rode was.
1608, 02
oktober. Folio 236
Cristiaen
Schepers, als armenmeester van Coorsel, kwijt Gielis Wouters en zijn panden van
3 rinsgulden jaarlijks. Het gaat om de helft van 6 gulden jaarlijks waarvan de
andere helft jaarlijks door Henrick Convents betaald wordt. Gielis betaalde 50
rinsgulden die nu gebruikt zijn "tot bouwe vander kercken van
Coorsel". Cristiaen bekende dat hij in naam van de armen voldaan is van
kapitaal en verlopen.
1608, 02
oktober. Folio 236v
Pontpenningen 11
gulden 5 stuivers.
Wouter Juchmans,
uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Peeter Loesen, hierna
geregistreerd, draagt op tot behoef van Aerdt Frerix een stuk broek in
Tiewinckel gelegen, genaamd "die Streken", grenzend de Laeck 1), de
zusters van Hasselt 2), Jan Lijnen erfgenamen 3) en "den Goidts
Bampt" 4). Voor 450 gulden Brabants. Het goed is enkel met cijns belast.
Indien iemand het goed aan Aerdt Frerix vernadert, moet die hem intrest geven
volgens tijdverloop. Frerix mag het goed niet aanvaarden voor lichtmesse. Lijcop
nae landtcoop, godtspenninck 2 rinsgulden. Frerix kwam ter gichte. Omdat dit
goed tevens sorteert in de Hoff van Veulen, is het pontgeld hier maar op 11
rinsgulden en 5 stuivers Brabants gezet.
Op 12 januari
1609 heeft Aerdt Frerix dit goed opgedragen tot behoef van Marten Snivers
wegens naderschap. Hij kreeg zijn geld terug.
Constitutie. 23
september 1605 akte van notaris en commissaris van de stad Hasselt Reinier
Moens. Peeter Loeffens man en momber van Lijsbeth Maes, wonend in Antwerpen,
heeft geconstitueerd en volkomen macht gegeven aan Wouter Juchmans, borger van
Hasselt, om in zijn naam al zijn goederen, rente, pachten en cijnsen te beheren
en geld te ontvangen, gelegen in het kwartier van Hasselt en daar in de buurt,
van welke natuur ook. Hij moet een rekening bijhouden van zijn aan- en
verkopen, ontvangsten en uitgaven. Opgemaakt in het huis van de notaris binnen
Hasselt met getuigen Gijsbrecht Elbrechs en Aerdt Cotermans.
1608, 02
oktober. Folio 238
Mathees Van
Eerdwech als kerkmeester van Coorsel kwijt Gielis Wouters en zijn panden van 25
stuivers en een halve jaarlijks, verspreid over verscheidene renten aan de
kerk. Hij ontving kapitaal en alle intresten. Het geld werd gebruikt voor het
afleggen van renten die kerk jaarlijks moest betalen.
1608, 16 oktober.
Folio 238v
Frans Stappaerts
draagt op tot behoef van Henrick Van Hensberch huis en hof in Schuelen gelegen,
grenzend Catlijn Bernaerts aan twee zijden, Jan Van Buijlen 3) en de stege 4).
Draagt tevens al zijn andere goederen op hier sorterend als pand voor 36
rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op 26 april en voor het eerst op 26
april 1609. Te kwijten met 600 gulden lopend geld. Conditie: zolang Henrick en
zijn huisvrouw leven, mag Frans deze rente enkel afleggen met het heel kapitaal
ineens. Na hun dood mogen hij of zijn nakomelingen in twee keren kwijten.
Henrick kwam ter gichte.
Frans betaalde
alle hofrechten en daarmee is de belofte gemortificeerd die Frans tot behoef
van Henrick had gedaan betreffende dit geld.
Deze rente werd
gekweten op 24 april 1614.
1608, 29
oktober. Folio 241
Mathijs, Jan en
Willem Hueveners dragen op tot behoef van Marten Kenens de helft een bloeck in
Coorsel gelegen, dat hen via testament van Maria Bullekens gelaten werd. Het
grenst de Molenstraet 1), de erfgenamen Henrick Luijten aan twee zijden en de
straat 4). Voor 110 gulden Brabants. 59 gulden betalen bij de gicht en de rest
op lichtmis daarna. Godtspenninck een halve reael, lijcop nae landtcoop. Enkel
met cijns belast. Indien iemand het land vernadert, moet Marten intrest krijgen
voor zijn geld volgens tijdsverloop.
1608, 13
november. Folio 242
Cristiaen
Beerten als momber van zijn huisvrouw Maria Reijnkens releveert het versterf
dat haar is aangekomen na de dood van Jacob Reijnkens, haar vader: een stuk
land genaamd "den Bulleken", grenzend Henric Kenens 1), Gielis
Ceijsens 2) en Jan Claes 3); nog een stuk broek in Castel gelegen, grenzend
Wouter Roesbooms 1), de beek 2), Mathijs Pijpers 3).
1608, 13
november. Folio 242v
Cornelis Binnemans,
Jan Reijnders en Dimpna Cremers met haar momber Jan Berben dragen op tot behoef
van Wouter Roesbooms 3 delen van 6 rinsgulden jaarlijks waarvan Wouter het
vierde deel heeft. Deze 6 rinsgulden komen uit een grotere rente van 19
rinsgulden jaarlijks staande geaffecteerd op huis en hof dat nu toebehoort aan
Jan Claes van Coorsel. Verkocht voor 75 rinsgulden Brabants. Godtspenninck 1
reael, lijcop 30 stuivers. Wouter kwam ter gichte.
1608, 13
november. Folio 242v
Laureijs
Geereten, met zijn huisvrouw Maria Adriaens, draagt op tot behoef van Peeter
Oriaens, zijn zwager, de helft van een half bonder land in Coorsel gelegen,
grenzend "den Assberch" 1), Anna Moens 2), Ambrosius Bellens 3),
boven lasten voor 3 rinsgulden jaarlijks. Te kwijten met 50 rinsgulden Brabants
eens. Lijcop nae landtcoop, godtspenninck 11 oord. Conditie: na de dood van
Laurens en zijn vrouw voorschreven zal deze rente weer op Peeter voorschreven
of op zijn naaste levende vrienden toekomen.
1608, 13
november. Folio 243
Vincent Spralans,
uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Catharina Paesmans en hierna
geregistreerd, draagt op tot behoef van het klooster van Sint Mariendael binnen
Diest een jaarlijkse rente van 11 rinsgulden en 15 stuivers jaarlijks zoals ze
gelden heeft aan een stuk beempt in Schuelen gelegen, genaamd "den Gielis
Beempt". Draagt nog een rente op van 4 rinsgulden jaarlijks die ze gelden
heeft op panden van Gielis Coex ook in Schuelen gelegen, genaamd "het
Colen Bloeck", alles volgens de eerste gichte van 30 oktober 1603.
Cornelis Cornelis, een van onze medeschepenen, is in de naam van het klooster
ter gichte gekomen.
1608, 13
november. Folio 243v
Procuratie. 23
oktober 1608 constitueert de godvruchtige religieuze Catharina Paesmans
"prefesse" binnen het begijnhof van Hasselt heeft geconstitueerd via
deze akte Vincent Spralans om in haar naam voor de wethouders en de justitie
van Lumpmen te verschijnen en daar tot behoef van het klooster van
Sint-Mariendael in Diest op te dragen en wettig transport te doen van een
jaarlijkse rente van 11 gulden 15 stuivers Brabants zoals ze trekt op de
goederen van Peeter Vanden Borchgracht in Schuelen. Ze staat op een stuk broek
genaamd "Gielis Broeck", omtrent 3 dachmael groot, grenzend de Laeck
1), Aerdt Clocluijers erfgenamen 2), Jan Luijten 3) en Sint-Niclaesaltaer in
Lumpmen 4). Moet nog een rente opdragen van 4 gulden zoals ze trekt op panden
van Gielis Coex in Schuelen staande op "het Coolen Bloeck", grenzend
de straat aan twee zijden, Maria Geerts 3). Opgemaakt in Hasselt op het
begijnhof in het woonhuis van de edele religieuze jofr. Adriaen Vander
Blocquerije. Getuigen: Jan Pijlmans twaalfmaan en Jan Schepers, burgers van
Hasselt. Opgemaakt en ondertekend door Reijner Moers, voor de stad Hasselt
gezworen commissaris van het geestelijk hof van Luijdick.
1608, 26
november. Folio 244v
Mr. Huijbrecht
Gatis draagt op tot behoef van zijn kinderen Jan Cornelis en Reijnder Gathoffs
een stuk broek omtrent Eversel gelegen, waarop de armen van Lumpmen jaarlijks 4
vaten koren trekken. Aerdt Vanden Berge is in naam van de kinderen ter gichte
gekomen.
1608, 26
november. Folio 244v
Huijbrecht
Selckaerts releveert na de dood van zijn ouders huis en hof in Schuelen
gelegen, palend Geert Coex aan twee zijden, de straat 3 en Mathijs Peeters 4);
nog een zil broek genaamd "die Kroker Zille", grenzend de Laeck aan
twee zijden, het Robijns Broeck 3); nog het vierdedeel van een zille broek int
Pinten Broeck. Loich Gatis is in de naam van Huijbrecht ter gichte gekomen.
1608, 26
november. Folio 245
Ambrosius, Jan,
Henrick, Aerdt, Joris en Lenaerdt Vander Eijcken releveren na de dood van hun
ouders een stuk land genaamd "den Weijberch", grenzend Melchior Van
Schoenbeeck aan twee zijden, Servaes Joupen 3) en de straat 4); nog een stuk
broek genaamd "die Nieu Linde", grenzend de Laeck 1), "die
Spoeij" 2) en al wat hier sorteert. Ambrosius kwam voor zichzelf en voor
zijn broers ter gichte.
1609, 15
januari. Folio 246
Gielis Coex, in
naam van Joorden Joordens, kwijt die van de Sint-Joris schans in Schuelen van 2
rinsgulden jaarlijks zoals Gielis in de naam van Joorden onlangs verkregen
heeft van Michiel Bremers. Hij is van alles voldaan. Gielis belooft dat hij het
geld opnieuw zal aanleggen in de naam van Joorden. Geert Coex
(waarschijnlijk één van de schansgezellen) kwam voor hem en voor zijn
metgeringen ter gichte.
1609, 30
januari. Folio 248v
Henric Kenens en
Jan Beckers, medeschepenen, dragen aan dat Franco Convents alias Stevens voor
hen heeft opgedragen tot behoef van Reijnder Eldermans een beempt in Oversel
gelegen, palend Aerdt Van Postel 1), Heijloff Dillen 2), de straat 3) en die
Roeij Beeck 4). Voor 100 rinsgulden Brabants waarvoor Reijnder zijn verkoper
jaarlijks zal blijven gelden 6 rinsgulden jaarlijks. Reijnder stelt een bijpand
voor de Brabantse bank van Lummen. Het verkochte broek is enkel met cijns
belast. Godtspenninck 11 stuivers 1 oord, lijcop nae landtcoop. Na het opdragen
van Franco Convents kwam Reijnder ter gichte.
1609, 12
februari. Folio 250
Marten Gintins
releveert na de dood van zijn moeder een stuk broek in Oversel gelegen. Jacob
Vanden Briel is in de naam van Marten ter gichte gekomen.
1609, 12
februari. Folio 252
Jan Hueveners
brengt een gichte aan die voor hem en voor Franchois Spreemont en voor mr. Henrick
Alen gedaan werd op 18 februari 1608. Michiel Bremers heeft opgedragen tot
behoef van Georgius Georgij 2 rinsgulden jaarlijks staande op Sint-Joris
schans, voor 26 rinsgulden Brabants. Godtspenninck 1 stuiver, lijcop 26
stuivers. Gielis Coex kwam in de naam van Georgius Georgij ter gichte. Deze
rente werd afgelegd op 15 januari 1609.
1609, 26
februari. Folio 252v
Jaspar Tielmans
draagt op tot behoef van Aerdt Van Postel een "hoeffve" aan de
Postelmans Hoeve gelegen, grenzend Bertholomees Smeets 1), Jan Van Postel 2),
des sheeren straet 3), voor het deel van Aerdt in het versterf na de dood van
Gielis Luens. Dit deel sorteert hier in de Brabantse bank en daar zal Aerdt aan
Jaspar de gicht doen. Boven het versterf moet Aerdt aan Jaspar nog 56 rinsgulden
toegeven en aan diens vrouw 2 Philipsdaelders voor een kermis. Het goed is
enkel met cijns belast. Godtspenninck 10 stuivers, lijcop nae landtcoop. Aerdt
Van Postel is ter gichte gekomen.
1609, 26
februari. Folio 253
Henrick Claes
draagt op tot behoef van Jan Snijers een stuk broek in Eversel gelegen, palend
Willem Bogaerts 1), Michiel Teewis 2), Henrick Swinnen 3) en de straat 4). Voor
een rente van 3,5 rinsgulden jaarlijks zoals Jan trekt op panden van Luijcas
Geerts erfgenamen in Laren gelegen: een stuk broek genaamd "die
Cuijlen". Godtspenninck 2 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jan Snijers is
met recht ter gichte gekomen.
1609, 26
februari. Folio 253v
Jan Snijers, met
instemming van zijn huisvrouw Ida Hemelers, draagt op tot behoef van Henrick
Claes 3,5 rinsgulden jaarlijks die hij vanwege zijn huisvrouw trekt op panden
van de erfgenamen Luijcas Geerts in Laren gelegen: een stuk broek genaamd
"die Cuijlen" . Voor een stuk broek in Eversel gelegen zoals blijkt
uit vorige gicht. Henrick Claes is ter gichte gekomen.
1609, 09 april.
Folio 263
Thomas Prijs
draagt op tot behoef van Peeter Menten het derde part van een stuk land op t
Hulten Cruijs gelegen, groot omtrent in het geheel 3 zillen. Grenzend de
erfgenamen van Genoveva Van Ham aan twee zijden, den Gasthuijs Bossch van Halen
3) en Jan Clerx 4). Voor 33 rinsgulden en 6,5 stuivers Brabants. Thomas heeft
het geld ontvangen, boven de lasten. Godtspenninck een halve reael, lijcop 22,5
stuivers. Peeter Menten is ter gichte gekomen.
1609, 09 april.
Folio 263v
Jan Van
Schoenbeeck draagt op tot behoef van Lenaerdt Vander Eijcken huis en hof in
Schuelen gelegen, grenzend Dierick Palmaerts 1), de straat 2), Loich Gatis 3)
en Jan Luijten 4), als pand voor 4 rinsgulden jaarlijks met valdag op
Sint-Jorisdag en voor het eerst in 1610. Te kwijten met 68 rinsgulden Brabants
in geld zoals ten tijde van de afkwijting zal gangbaar zijn en met rente naar
verloop van tijd. Lenaerdt is ter gichten komen en heeft alle hoefrechten
betaald.
1609, 09 april.
Folio 263v
Jan Reijnders
draagt op tot behoef van Lenaerdt Vandereijcken 2 rinsgulden jaarlijks zoals
hij trekt op panden van Jan Van Schoenbeeck, zoals te zien is in voorgaande
gicht. Hij ruilt het voor andere twee rinsgulden jaarlijks die Lenaerdt trekt
op panden van Jan Reijnders onder Berbroeck gelegen in tGroots Hoff
"moverende", waar Lenaerdt Jan zal kwijten. Lenaerdt is ter gichte
gekomen.
1609, 09 april.
Folio 264
Peeter Aerdts,
uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Maria Vaes gepasseerd voor
schepenen van Peer op 30 maart 1609, draagt op tot behoef van Jan Paep de tocht
van een beempt in Oversel gelegen genaamd "den Pelsers Beempt",
grenzend de beek aan twee zijden, het Rijsbroeck 3) en Mathees Beerten 4). Jan
Paep is als man en momber van Walborch Pelsers met recht ter gichte gekomen.
1609, 09 april.
Folio 264v
Pontpenningen 58
gulden 5,5 stuivers.
Nu tocht en
eigendom samen zijn, heeft Jan Paep de voorschreven beemd opgedragen tot behoef
van Jan Thijs, Jacob Van Vlasmaer en Jan Crompvoets volgens hun schriftelijke
condities gepasseerd voor notaris mr. Gielis Schoofkens in Peer. Die luiden als
volgt. Op 28 maart 1609 Jacob Paep, wonend in Peer, heeft bekend dat hij als
man en momber van zijn huisvrouw Welleken Pelsers "met titel van wettigen
comenschappen" als verkoper verkocht heeft aan Jan Tijs, Jacob Van
Vlasmaer en Jan Crompvoets, wonend in Hechtel, een beemp zoals Jan Paep vanwege
zijn huisvrouw liggen heeft in den Overslach onder Coorsel, onder de Loonse
bank van Lumpmen. Deze beempt wordt "den Pelsers Beempt" genoemd. Hij
grenst voor en achter de beek, 3) "het Rijsbroeck" en 4) Teewis
Beerten beempt. Boven cijns, taksen en gemeentelasten verkocht voor 1125 gulden
en 5 dobbel ducaten voor een kermis. 4 dobbel ducaten zijn voor Welleke de
huisvrouw van de verkoper en 1 dobbel ducaat voor haar moeder Maria Vaes
huisvrouw van Jacob Van Valckenborch alias Lauegen. In afkorting van de koopsom
moet op datum van gichten 450 gulden betaald worden in geld gangbaar in het
land van Loon, met de 5 dobbel ducaten. 675 gulden zullen moeten betaald worden
op dag van verjaren van de gicht. Eventueel mag de resterende koopsom gegicht
worden aan goede panden gelegen onder de justitie van Exel tegen 5%. Dat zou
een jaarlijkse rente van 35 gulden 5 stuivers zijn die voor het eerst zal
vallen twee jaar na de eerste gichte. Jan Paep zal nog een eik mogen afhouwen
die op de beempt staat. Godtspenninck 30 stuivers, lijcop nae landtcoop.
Opgemaakt in het huis van de notaris in Peer ter presentie van Anthonis Baten
en mr. Dionijs Claes als getuigen. Jan Thijs, Jacob van Vlaesmaer en Jan
Crompvoets werden in de beempt gegicht met recht.
Op 17 juni 1610
heeft Jan Thijs de naderschap van deze koop bekend aan Pouls Boulaerts, die ter
gichte kwam. Op 19 maart 1612 heeft Jan Paep bekend dat hij van de hele koopsom
voldaan is. De kwijting werd als een los blaadje toegevoegd (265v los).
1609, 30 april.
Folio 266
Oriaen Meewis
releveert na dood van zijn vader Simon Mees de helft van een stuk broek op de Herck
gelegen. Zijn vader had deze tijdens zijn huwelijk met Catharina Calemans
verkregen. Het broek grenst de Herck 1), Augustijn Tsjonckeren 2) en Jan Gielis
3). Oriaen is ter gichte gekomen.
1609, 30 april.
Folio 266
Jan Prels, uit
kracht van procuratie hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van Mathijs
Hoeffmans 4 halsters koren en 13 stuivers jaarlijks zoals hij trekt op panden
van Aerdt Vaes onder Coorsel gelegen. Voor 20 rinsgulden Brabants geld boven
alle onkosten van relief en andere. Godtspenninck 11 stuivers 1 oord, lijcop
nae landtcoop. Mathijs is met recht ter gichte gekomen.
Procuratie. Op
22 april 1609 verscheen bij notaris Aerdt Wiers residerend binnen Diest, in
presentie van getuigen Jan Moens Janszoon en Wouter Lijnmoeijen van Mol, Pouls
Coels schout van dezelfde stad die transporteerde mits deze aan Mathijs
Hoeffmans een rente van een half mud rogge en 13 stuivers erfelijk staande te
trekken op panden van Aerdt Vaes. Hiervan bestaat een constitutiebrief van
1523, 10 september. Ze vaardigen Jan Prels af om het transport te regelen.
Opgemaakt in Diest "inder hallen".
1609, 30 april.
Folio 268
Lenaerdt Vander
Eijcken en Jan Luijten zijn momber geworden voor Henrick, Jan, Joris, Aerdt en
Lenaerdt Vander Eijcken, kinderen van Ambrosius Vander Eijcken zaliger. Deze
mombers werden hen door het recht geleverd.
1609, 30 april.
Folio 268
Deling tussen de
kinderen van Ambrosius Vander Eijcken en Catharina Luijten, namelijk Ambrosius,
Henrick, Jan, Joris, Aerdt en Lenaerdt Vandereijcken met hun door het recht
verleende mombers. De oudste zoon, Ambrosius, mocht zijn kavel kiezen.
Het deel voor
Ambrosius: een stuk land achter de kerk van Schuelen, groot omtrent 10 vat
saeijens, grenzend die Mier Stege 1), Peeter Stessens 2), "den Cremers
Hoff" 3) en "den Swanen Hoff" 4). Boven alle uitgaande lasten
wordt het jaarlijks op 26 gulden gerekend. Uit dit deel moet Ambrosius
jaarlijks en erfelijk gelden aan zijn broer Joris Vandereijcken 4 rinsgulden
met valdag op Sint-Jorisdag en daarbij nog, mits hij de keuze heeft gehad, aan
elk van zijn broers nog eens 8 rinsgulden Brabants lopend geld geven.
Henrick viel ten
deel huis, stal, schuur, moeshoff, boomgaard, bakhuis met een kennephof van
omtrent 3 vaten groot, grenzend de straat 1), Reynder Stappaerts 2), Henrick
Everaerts 3). Dit goed wordt geschat jaarlijks op 26 rinsgulden boven alle
lasten en cijnzen. Henrick moet hiervoor jaarlijks en erfelijk aan zijn broer
Lenaerdt Vandereijcken 4 rinsgulden betalen met valdag op Sint-Jorisdag.
Het deel voor
Jan Vandereijcken: de heide op de Stap gelegen, groot omtrent 6 vaten, grenzend
de straat aan twee zijden, Loich Stappaerts 3) en "het Loempen Goet"
4). Jaarlijks 13,5 rinsgulden waard. Hij krijgt nog een sil broek op "den
Huijven Beempt", geschat jaarlijks op 3 gulden. Hij krijgt nog 4
rinsgulden jaarlijks staande ter Eelst onder Berbroeck op panden van Philips
Vander Luecken, genaamd "het Paenhuijs" en op panden van Vincent
Claes in Zoerle 2 rinsgulden jaarlijks. Op panden van dezelfde Vincent Claes
trekt hij nog een vat koren, te betalen met 5 stuivers. Op de panden van
Adriaen Schareborchs in Wijer staan 20 stuivers jaarlijks en op panden van
Henrick Cuppens in Berbroeck 2,5 rinsgulden jaarlijks.
Joris Vander
Eijcken werd toegewezen: een stuk op de Stap genaamd "den
Waeijberch", jaarlijks en erfelijk op 5 rinsgulden gerekend; een stuk
genaamd "den Billen Hoeck oft het Heerkens Landt", groot omtrent 2
vat saeijens, tevens geschat op 5 rinsgulden jaarlijks; nog een zille broek opt
Ruyerbroeck, jaarlijks op 4 rinsgulden geschat; 6 rinsgulden jaarlijks staande
aan "de Morskens Heij" van Marten Bogri; nog twee rinsgulden
jaarlijks in Wijer op panden van Adriaen Schareborchs; nog 4 rinsgulden
jaarlijks en erfelijk aan "het Kerckvelt" dat ten deel is gevallen
aan zijn broer Ambrosius Vandereijcken met valdag op Sint-Jorisdag.
Het part voor
Aerdt Vandereijcken omvat: "den Cremers Hoff" in Schuelen, 3,5 vat
saeijens groot, palend Peeter Stessens 1), Quinten Hueveners 2), Reijnder
Stappaerts 3) en het Kerckvelt 4), jaarlijkse opbrengst geteld op 10,5
rinsgulden; nog een stuk broek genaamd "die Nieu Linde" geschat op 12
rinsgulden jaarlijks; nog op panden van Peetre Stessens 20 stuivers jaarlijks;
nog 2,5 rinsgulden jaarlijks op panden van Quinten Hueveners of op alle
goederen die vroeger van Margriet Cilien waren.
Voor Lenaerdt
Vandereijcken werd opgemaakt: een stuk land genaamd "het Govaerts
Velt" groot omtrent 6 vaten en jaarlijks boven alle lasten op 12
rinsgulden gerekend; nog een hei aan de Berbroeck Heij "onwinbaer"
omtrent een boender groot, jaarlijks op 20 stuivers geteld; een wijer genaamd
"sConincx Wijer" met een heide daar omtrent gelegen, samen jaarlijks
en erfelijk geschat op 5 rinsgulden; aan panden van Joris Swijns in Schuelen 3
rinsgulden jaarlijks die gekomen is van Willem Druechmans; op panden van
Mathijs Peeters in Schuelen 20 stuivers jaarlijks; op huis en hof van Henrick
Vander Eijcken hiervoor in de deling gevallen 4 rinsgulden jaarlijks en
erfelijk met valdag op Sint-Joris.
Deze verdeling
werd op gemaakt in Schuelen in het woonhuis van Lenaerdt van Swartebroeck in
presentie van Lenaerdt Vander Eijcken der alde, Jan Luijten, Willem Geerts van
Berbroeck en Godefroeij van Blockum. De mombers, in de naam van de minderjarige
kinderen, en Ambrosius die tegenwoordig mondig is en "bestaet"
(getrouwd) zullen nooit meer op deze verdeling terugkomen.
1609, 02 juni.
Folio 270v
Jan Lompen
draagt op tot behoef van Peeter Stessens een stuk erf in Schuelen gelegen,
genaamd "die Lomp", groot omtrent 8 halster saeijens, grenzend de
erfgenamen Ambrosius Vander Eijcken 1), de erfgenamen Lambrecht Geerts 2),
Servaes Joupen 3), Marten Bolgri 4). Voor 50 rinsgulden Brabants en voor de
huisvrouw van de verkoper 1 Philipsdaelder voor een kermis. Het goed is belast
met 17 rinsgulden en 4 stuivers jaarlijks, waarin de grondcijns inbegrepen is.
Voor meer lasten staat Jan garant volgens het landrecht. Jan heeft 129
rinsgulden ontvangen en 11 stuivers en de rest moet te oost eerstkomend betaald
worden. Lijcoop nae landtcoop, die de partijen elk voor de helft betaald
hebben. Godtspenninck 3 realen door de verkoper betaald en de koper heeft het
pontgeld en de hofrechten betaald. Hiervoor heeft de verkoper hem 5 rinsgulden
van de intrest kwijtgescholden van het geld dat een geheel jaar tussen de
partijen gestaan heeft. Peeter Stessens is ter gichte gekomen.
Op 15 september
1609 heeft Jan Lompen door bijgaand handschrift bevestigd dat hij volledig van
deze verkoop voldaan is. Volgens dit handschrift (270v Los) blijkt dat
de verkoper Jan Smeetst alias Loempen heet.
1609, 09 juli.
Folio 272v
Vincent Pontmans
bekent ontvangen te hebben uit handen van Lenaerdt Vander Eycken en Jan Luijten
als momber van de kinderen van Ambrosius Vander Eijcken het kapitaal van 2
rinsgulden jaarlijks met alle hofrechten zoals Servaes Joupen jaarlijks trekt
op huis en hof van Vincent Pontmans voorschreven. Vincent heeft deze verkocht
aan Ambrosius Vander Eycken vader van deze kinderen bij de koop van een stuk
land genaamd "die Heij" op de Stap gelegen. Pontmans heeft het
kapitaal en alle hofrechten voldaan en belooft om de rente voortaan te betalen
aan Servaes Joupen of om het kapitaal af te leggen. Conditie is dat hij
"die verlopen sal mogen soecken daer hem die nae recht sullen goetduncken
genomen te worden".
1609, 14 augustus.
Folio 273
Geeraerdt
Cremers heeft in naam van Anna Vaes, zijn huisvrouw, het versterf ontvangen dat
haar is aangekomen na de dood van haar ouders: een stuk broek onder Coorsel
gelegen, genaamd "den Coolhaes" en al wat haar nog is aangekomen.
1609, 31
augustus. Folio 274
Henrick Tijs als
momber van zijn vrouw Anna Coex en ook voor haar zuster Maria Coex releveert
het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in
Schuelen op de Stap gelegen, grenzend Jan Corthouts 1), de straat 2) en als wat
hier nog sorteert.
1609, 18
september. Folio 274
Philips Vander
Luecken draagt op tot behoef van Aerdt Lambrechs huis en hof in Schuelen
gelegen, grenzend de Laeck 1), de straat 2) en de zusters van Hasselt 3), tot
pand voor 3 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op Sint-Lambrechsdag, los
en vrij te betalen zonder enige korting. Te kwijten met 54 rinsgulden lopend
geld. Aerdt Lambrechs is ter gichte gekomen en heeft het pontgeld en de
hofrechten betaald. Godtspenninck een halve reael. Philips heeft bekend dat hij
van de eerste afbetaling van Aerd, die op half maart zal vallen, voldaan is.
1609, 08
oktober. Folio 274v
Cornielis
Binnemans, Jan Berben als momber van de instemmen de Dimpna Cremers en Peeter
Op Heij als momber van Barbara Binnemans, de moeder van zijn huisvrouw die hij
deze gichte zal komen laten lauderen, dragen op tot behoef van Wouter Roesbooms
hun contingent van 6 rinsgulden jaarlijks. Het gaat om de helft van 12
rinsgulden jaarlijks waarvan hij de andere helft onlangs van dezelfde partijen
verkregen heeft. Voor 87 rinsgulden Brabants boven het contingent van Wouter
die erin de vierde part heeft met 2 jaren verloop. Daarboven heeft Wouter nog
een halster koren op zich genomen met twee jaren verloop zoals de armen van Coorsel
op deze zelfde belaste panden jaarlijks trekken. Hij heeft ervoor aan de armen
27 rinsgulden betaald. Lijcop 30 stuivers, godtspenninck 1 reael. Wouter is ter
gichte gekomen en heeft als pontgeld betaald 3 gulden 3 stuivers mits de
halster koren waarover het hier gaat erfelijk was.
1609, 08
oktober. Folio 275
Scheiding en
deling van de kinderen van Luijcas Geerts: Maria en Elisabeth Geerts.
Het deel voor
Elisabeth Geerts. Aan Elisabeth met haar mombers Cornelis Postelmans, Marten
Wouters en Mathijs Coex viel het deel dat ze mocht kiezen van haar zwager Frans
Schepers: huis en hof in "den Nijs Hoeck", grenzend de straat
"opde noen sonne", Maes Aerdts N; nog een stuk land genaamd "die
Claes Heij" regenoten de Broecstraet 1), Mathees Hagels aan de overige
twee zijden; 1 vat land genaamd "die Hegge", palend Mathees Tielens
1), Thielman Van Heerl aan de andere; "het Kets Bloeck" grenzend Jan
Drogen 1), Michiel Bloemaerts aan de andere; "het Sproten Bloeck"
palend de straat 1) en Frans Schepers aan de andere twee zijden; "het
Vrebossch Bloeck" palend tsheere straet 1), Henrick Hagels aan de andere;
"Bosmans Bluexken" grenzend Bartholomees Aerdts 1), Mathijs Gatis aan
de andere; "die Streeck" grenzend "het Claes Landt" 1),
Huijbrecht Van Peer aan de andere; een "busken" in Goorselaer; een
stuk broek genaamd "die Huijsdonck"; "die Brande" grenzend
Tielen Van Heerl 1), Jan Drogen aan de andere; "den Achtersten Voets
Bampt" grenzend Tielman Van Heerl "grooten beempt" 1), den
vloetgracht 2); "die Cleijn Brande" grenzend den Vloetgracht onder en
boven; "het Calver Eewit" palend Aerdt Clocluijers erfgenamen aan
twee zijden; 5 rinsgulden jaarlijks aan Maria Geerts deling omdat die zoveel
beter is dan deze deling. Deze vijf rinsgulden worden gesteld op een hof in de
straat in Laren. Deze kavel is belast aan Aerdt Swijsen met 7 rinsgulden
jaarlijks, met een vat koren aan de pastoor, aan Mathijs Hoeffmans 4 vat koren,
aan het O.-L.-Vrouwenaltaar in Coorsel 6 vat koren waarvan Maria Mees 3
veerdelinc koren moet betalen "vande Letten", aan Philips Gijbels 20
stuivers jaarlijks, nog twee delen van 3,5 vat koren aan de armen van Lumpmen,
nog een veerdelinc koren aan de armen van Lumpmen staande aan "de
Hegge" en de aanstaande cijns.
Frans Schepers
als man en momber van zijn huisvrouw Maria Geerts is ten deel gevallen huis en
hof in Laren gelegen, grenzend Aerdt Van Zoonhoven 1), de straat 2); een hof
genaamd "den Guekens Hoff" palend Jan Drogen 1), de selve 2); een hof
grenzend Aerdt Van Zoonhoven 1), de straat aan 3 zijden; "het Heerlemans
Bloeck" met "den Raepbloeck"; "die Smaelbeeck" palend
Jan Opde Heij 1), Margriet van Meeuwen ter andere; nog "den Gielis
Beempt" palend Mathijs Gathoffs 1), Maria Hoeffmans ter ander; nog
"den Guedts Beempt" grenzend Jan Drogen 1), "den Halmaet"
ter ander; "den Heijmans Beempt" regenoten Jan Thonis 1), Mathees
Drogen ter ander; nog "het Bies Eewit" grenzend Jacob Corthours Z,
Tielman Van Heerl N; "het Vinneken" palend Jan Drogen aan twee
zijden. Hier zal de ander kavel de helft van de eiken mogen houden als het hun
belieft. Nog 20 stuivers jaarlijks aan de "Ladt" staande. Deze deling
is belast met 3,5 rinsgulden jaarlijks aan Peeter Aerdts, aan Matijs Hoeffmans
met 2,5 rinsgulden, aan Claes Jeuris kinderen 3,5 gulden, aan Jan Thonis 2,5(?)
gulden, aan de armen van Lumpmen 3 gulden 6 stuivers 16 groot en vier vat
koren; met 5 rinsgulden jaarlijks aan Lijsken Geerts mits deze deling zoveel
beter is dan de voorgaande en met des heeren cijns die erop uitgaat.
Mochten en nog
lasten gevonden worden, dan zullen ze deze samen dragen. Ieder is tevreden met
zijn deel en doet afstand van de portie van de andere.
1609, 03 maart.
Folio 282
Wilbort Persoens
heeft opgedragen tot behoef van Jan Bangaerts als man en momber van zijn
huisvrouw Anna Persoens zijn tocht van goederen vernoemd in de conditie
hieronder mits daarvan 5 gulden Brabants jaarlijks te genieten. Valdag half
maart. Jan Bangaerts is met recht ter gichte gekomen.
Nu vruchtgebruik
en eigendom in dezelfde handen zijn, heeft Jan Bangaerts met instemming van
zijn vrouw de goederen opgedragen tot behoef van Jan Clerx volgens de
onderstaande condities. De huurder mag zijn termijn uitdoen maar de huur is
voor de koper.
Conditie van 26
februari 1608. Jan Clerix en Jan Bangaerts hebben verklaard dat zij in een
"commerscap" zijn geaccordeerd van goederen die Jan Bangaerts belooft
aan Clerix voor recht op te dragen. Het gaat om een kemphof of een bloeck
gelegen in Worpt, grenzend de straat, Peeter Bogaerts en de erfgenamen
Spreemont; nog een goed daar tegenover gelegen, omtrent anderhalf boender,
grenzend de erfgenamen Spreemont, Peeter Bogaerts; nog een half boender opt
Hulten Cruijs gelegen, palend Peeter Bogaerts, de gemeijn straet, Peeter Menten
voor Oriaen Porters ter derde. Voor 15,5 rinsgulden Brabants jaarlijkse rente
en erfelijk boven de uitgaande lasten. Er zijn niet meer lasten dan 5 gulden
aan joffr. Boecholt en 3 vaten koren aan de armen van Herck, 1 stuiver
grondcijns ongeveer. Mochten er meer lasten gevonden worden, dan zullen ze in
mindering komen aan de 15,5 rinsgulden. De begever belooft zijn stiefvader (schoonvader!!)
voor het recht in alles tevreden te stellen en hem dit te doen lauderen. Op
de dag van gichten zal de begever zijn huisvrouw inbrengen om het te
ratificeren. Jan Clerix mag onderpand stellen. Lycop nae landtcoop,
godtspenninck een halve reael. Getuigen Henricus Menten, Franciscus Geeraerts,
Hubertus Vreven en notaris Henricus Alenus junior. Op 1 maart 1608 verscheen
Jan Bangaerts opnieuw en ratificeerde definitief deze koop. Getuigen Mathias
Vrancken, Franciscus Geeraerts, Cristoffel Van Nerum.
1609, 02 juli.
Folio 283v
Jan Bangaerts,
met instemming van zijn huisvrouw Anna Persoens, draagt op tot behoef van
Franciscus de Spreemont 5 gulden 10 stuivers zoals hij heeft op panden die hij
binnen het jaar begeven heeft aan Joannes Clerix. Iedere gulden voor 15 gulden
Brabants eens. Bangaerts heeft het geld ontvangen op 50 gulden na die de koper
nog achterhoudt tot verzekering voor het geval er meer lasten aan stonden.
Godtspenninck 1,5 stuivers, lijcop nae landtcoop, uutcomen 21 stuivers. Present
Hueveneers en Alenus. Op 23 maart bekende Jan Bangaerts van Jan Clerinx in naam
van Spreemont 50 gulden ontvangen te hebben en kwijt hem.
Op 23 maart
1609, omdat Jan Clerix uit "charitate" had beloofd aan de kinderen
van Joannes Bangaerts omwille van de koop onderling gedaan "in cledinge te
goet te comen", is Jan Clerx met de vader Jan Bangerts tot een akkord
gekomen dat hij hem 6 gulden en een vat koren zal geven en een vat brouwgerst.
Daarmee hebben zij elkaar volledig gekweten. Present Spreemont, Neven en
Everaerts.
Op 25 november
1617 brengen schepenen Hueveners en Peeter Neven aan dat ze op verzoek van Jan
Clerx aan Jan Bangaerts en Wilbort Persoens hebben afgevraagd op ze voldaan
zijn van de 10 gulden jaarlijks uit 15,5 rinsgulden jaarlijks die Bangaerts
verkocht had aan Franchois de Spreemont, staande op panden van Jan Clerix in
Worpt gelegen. Ze hebben geantwoord dat ze zowel de 10 gulden als de 5,5 gulden
aan Spreemont verkocht hebben. Clerix verzoekt hiervan registratie.
De losse stukjes
hebben betrekking op bovenstaande gichten.
Afgewerkt op 19
februari 2015.